22 januari is het Grote 9tot5 taboe jarig. Hét management boek over het succesvol borgen en implementeren van beleid en visie over seksuele vorming en voorlichting voor onderwijs, zorg en welzijn. Een jaar geleden publiceerden onze collega’s Christel van der Horst en Jeroen Hindriks van Fabriek69 hun boek op basis van hun ervaringen en kennis.

Nu gaan we met onze collega’s in gesprek om het te hebben over:
* Hoe kijken ze terug op dit jaar na de publicatie?
* Wat hebben ze gemerkt van de impact van het boek?
* Zijn er dingen die ze, met de wijsheid van een jaar erbij, nog toe zouden voegen?
* En natuurlijk blikken we ook vooruit op de komende jaren!

Luister hier deze nieuwe feestelijke aflevering!

 

Een nieuw podcast seizoen gaat van start!

Met de overgang naar het nieuwe jaar is het hoog tijd eens te spreken over de overgang voor vrouwen. En wel specifiek voor vrouwen met een verstandelijke beperking.

Hoewel er de laatste tijd steeds vaker over de overgang gesproken wordt en werkgevers er meer en meer van bewust worden van de impact op de werkvloer is er voor een grote groep vrouwen in Nederland nog maar weinig aandacht. Vrouwen met een verstandelijke beperking en hun begeleiders hebben nog weinig kennis en informatie op dit gebied.

Met onder andere deze podcast willen we daar graag verandering in brengen.
Wat is er nodig voor deze vrouwen?
Welke mythes beïnvloeden de positie en ontwikkeling van deze vrouwen.

In deze podcast spreekt Christel van Fabriek69 met Anja van Woerdekom, specialist in hormonen in combinatie met een verstandelijke beperking. Anja is eigenaar van Care for Women in Doorn.

In deze aflevering wordt verwezen naar het boekje “Overgang”. Deze is verkrijgbaar via onze site: https://www.fabriek69.nl/product/vrouwen-informatie-overgang-verstandelijke-beperking-tips-begeleiders-verwanten/

 

Nu de feestdagen in aantocht zijn, kom je best veel mensen tegen die je al een tijdje niet hebt gezien: je spreekt je collega’s van een andere afdeling tijdens de kerstborrel en ver weg wonende familieleden schuiven aan met Kerst. En dan wordt er vaak geknuffeld en gezoend – en men verwacht dat jij daar gezellig aan meedoet. Maar hoe weet je eigenlijk wie je een hand kunt geven en wie een zoen of een knuffel? Dat is niet altijd duidelijk, waardoor je je soms ongemakkelijk voelt.

Wat zijn de (ongeschreven) regels?

Bij een nieuwjaarsreceptie of kerstfeest kom je vaak in situaties terecht waarin je moet kiezen: geef je die ene collega een hand of een zoen op de wang? Die tante een knuffel en die oom misschien drie zoenen?

Er zijn geen vaststaande regels, en iedereen denkt er anders over. Bovendien is elke situatie weer anders. Soms zijn deze omgangsvormen (hoe gaan ‘we’ met elkaar om op het werk of in de familie) cultureel bepaald en ongeschreven regels (lees: verwachtingen) geworden. Sommige mensen bepalen zelf wel of ze iemand willen zoenen of het liever bij een uitgestoken hand houden, maar dat is niet in iedere situatie zo eenvoudig en vanzelfsprekend als je je realiseert hoeveel onuitgesproken omgangsvormen er bestaan.

Hoe zit het met cliënten en leerlingen?

In de zorg en in het onderwijs besteden we aandacht aan omgangsvormen en grenzen. Ook de bekende ‘Fijne feestdagen!’-wens hoort daar wat ons betreft bij. Je leert cliënten en leerlingen bijvoorbeeld dat je niet iedereen zomaar een zoen of een knuffel geeft: als het om mensen gaat die je (nog) niet goed kent, is het vaak beter om een hand te geven. Ook is het belangrijk om aan te leren dat je mag aangeven wat je wel én niet prettig vindt. De boodschap: je mag gerust nee zeggen als je niet geknuffeld of gezoend wilt worden.

‘Zo gezegd’ is helaas vaak niet ‘zo gedaan’. Het in de praktijk brengen van deze boodschap kan nog knap lastig zijn. Daarom is het goed om hierover te praten, zeker nu de feestdagen eraan komen.

Praat er samen over 

Onze tip voor jou: bespreek met je cliënten en leerlingen niet alleen het kerstmenu, de oliebollen en eventuele vakantieplannen, maar ook hoe zij kunnen aangeven welke begroetingsvormen ze wel en niet prettig vinden. Bijvoorbeeld:

– Hoe zeg je tegen de oom met wie je niet heel close bent dat je geen zoen wilt maar hem liever een hand geeft?

– Waarom is het óók oké als je mensen alleen een hand wilt geven?

Praat samen met ouders, begeleiders, cliënten en leerlingen over wat prettig en veilig voelt. Zo zorgen we ervoor dat iedereen zich goed voelt tijdens de feestdagen.

 

Wij wensen iedereen een fijne kerst en een gelukkig nieuwjaar! 🎄

Artikel van Christel van der Horst 

 

 

Onderwijsvrijheid is een groot goed in Nederland. Helaas zijn er momenteel debatten in de Tweede Kamer met betrekking tot bezuinigingen in het onderwijs.

In het heden en verleden is er voortdurend strijd gevoerd over het recht op onderwijs. Wat opvalt is dat het zwaartepunt in de discussie ligt bij de ‘vrijheden van richting en inrichting’. Het gaat grofweg over ouders die recht hebben om eigen scholen te stichten, of over het recht van schoolbesturen om zelf de pedagogisch-didactische invulling van de school te bepalen. Het perspectief van het individuele kind blijft doorgaans onderbelicht. Terwijl ieder kind recht heeft op onderwijs en ontwikkeling, dus ook seksuele ontwikkeling? Onze zorg is in het huidige debat dat thema’s van seksuele voorlichting en vorming uit het onderwijs verdwijnen.

In deze podcast gaan Christel en Kaj in gesprek over deze vraag, specifiek tegen de achtergrond van de actuele politieke en maatschappelijke discussie over seksuele voorlichting in het onderwijs.

Voor meer achtergrondinformatie verwijzen we je naar het artikel wat Kaj geschreven heeft: https://www.fabriek69.nl/ieder-kind-heeft-recht-op-seksuele-ontwikkeling/

 

AI gegenereerde afbeelding van kind voor schoolgebouw met grote mannen in pakken om het kind heen.

Op 16 mei presenteerden de PVV, NSC, VVD en BBB hun hoofdlijnenakkoord. Met deze plannen ‘gaat de zon weer schijnen in Nederland’, aldus PVV-leider Geert Wilders. Maar donkere wolken pakken zich samen boven ons land, vooral boven de onderwijssector. De onderwijsinvesteringen van het demissionaire kabinet worden afgebroken, terwijl het lerarentekort gigantisch is en het onderwijsniveau de afgelopen twintig jaar is gedaald. Gelukkig zal de conservatief-rechtse coalitie zich de komende jaren wél bemoeien met de invulling van het onderwijs. Onderwijsmethoden moeten voortaan ‘politiek neutraal’ zijn. Vooral de ‘relationele en seksuele voorlichting moet neutraal en beter toegesneden zijn op de leeftijd van leerlingen’. Dit impliceert dat de huidige seksuele voorlichting op scholen ondeugdelijk zou zijn. Deze discussie over politiek en onderwijs lijkt wat eigenaardig, maar is van oude datum. Er zijn in het verleden vaker disputen over onderwijsvrijheid gevoerd, veelal over de vraag wie zeggenschap heeft over de school als instituut. Opmerkelijk, want hoort de ontwikkeling van het individuele kind niet centraal te staan?

Onderwijsvrijheid

Het recht op onderwijs is vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet. De historische wortels van dit recht liggen in de negentiende en twintigste eeuw. Wie de geschiedenisboeken van de middelbare school erop naslaat zal lezen over de schoolstrijd, een conflict tussen christelijke en niet-christelijke groepen over de verhouding tussen openbaar (door de overheid verzorgd) en bijzonder onderwijs (uit particulier onderwijs ontsproten en doorgaans op levensbeschouwelijke basis gestoeld). Oftewel de strijd om volledige (financiële) gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs.

In 1917 kwam er door een grondwetsherziening een einde aan de schoolstrijd die het politieke leven in de tweede helft van de negentiende eeuw had beheerst: aan bijzonder onderwijs werden dezelfde financiële rechten toegekend als aan openbaar onderwijs. Deze ‘onderwijsvrede’ wordt vaak beschouwd als het definitieve einde van de schoolstrijd. De sterk ideologisch geladen strijd om de school werd echter niet beslecht maar als een Koude Oorlog voortgezet.

Voortgezette schoolstrijd

In de afgelopen drie decennia was de vrijheid van onderwijs regelmatig opnieuw onderwerp van politieke en maatschappelijke discussies. Rond de eeuwwisseling – en vooral na de aanslagen op 11 september 2001 – verhardde het politieke klimaat. Tegen deze achtergrond ontstond er een debat over de aanwezigheid van islamitische scholen in Nederland. De discussie situeerde zich op het snijvlak van de vrijheden van ‘stichting en richting’, het recht van particulieren/ouders om zelf een school te stichten met onderwijs dat overeenstemt met de eigen ideologische of godsdienstige opvattingen.

Ook de discriminatie van leraren en leerlingen met een homoseksuele leefwijze op reformatorische scholen is al jaren een steen des aanstoots. Om de zoveel tijd ontstaat er verontwaardiging als blijkt dat streng-gereformeerde scholen geen trek hebben in homoseksualiteit. De discussie gaat dan over de grenzen aan de vrijheden van ‘richting en inrichting’ van bijzondere scholen, bijvoorbeeld bij de toelating van leerlingen. Vier jaar geleden was er commotie rond een ‘anti-homoverklaring’ die een aantal streng-gereformeerde scholen door ouders liet ondertekenen. Arie Slob (CU), destijds minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs, zei eerst dat bijzondere scholen daar het recht toe hadden, maar nam onder druk van het parlement zijn woorden terug en stelde een onderzoek in naar de scholen. Sindsdien is er weinig veranderd, want in 2022 kwam aan het licht dat een aanzienlijk aantal reformatorische scholen homoseksuele relaties nog altijd openlijk afkeurt.

Tot op de dag van vandaag wordt onderwijsvrijheid bediscussieerd in politiek Den Haag. Er gaan steeds vaker geluiden op om de verankering van de vrijheid van onderwijs zoals die in de Grondwet is vastgelegd nog eens kritisch tegen het licht te houden. De christelijke partijen (CDA, CU en SGP) zijn van oudsher de belangrijkste steunpilaren van artikel 23. De Partij van de Arbeid (nu GroenLinks-PvdA) is weliswaar voorstander van het openbaar onderwijs, maar heeft alleen gepleit voor aanpassing en modernisering van het grondwetsartikel, nooit voor de afschaffing ervan. D66 kwam in 2022 met een initiatiefwetsvoorstel: het ‘individuele leerrecht’ dat alle kinderen in Nederland het recht op onderwijs moet geven. Het ‘belang van het kind’ speelt als rechtsbegrip een belangrijke rol in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) dat in 1995 door Nederland is geratificeerd en waarin het individuele recht op onderwijs is vastgelegd. D66 wil dat de uitgangspunten van het verdrag steviger worden verankerd in de huidige onderwijswetten.

Het individuele kind centraal

Cultuurpolitiek en onderwijs zijn een mijnenveld en geven met regelmaat aanleiding tot spanningen tussen politieke gemeenschappen. Een voorbeeld hiervan is de ‘Week van de Lentekriebels’, een nationale projectweek voor het speciaal- en basisonderwijs die elk voorjaar wordt georganiseerd door Rutgers in samenwerking met de regionale GGD’en. Deelnemende scholen geven een week lang les over relaties, intimiteit en seksualiteit. De Week leidt steevast tot flinke ophef: bezorgde ouders, conservatieve groepen en enkele politici beweren dat seksuele vorming op basisscholen schadelijk is voor kinderen. Het gevolg is polarisatie in politiek en samenleving, discussies aan talkshowtafels en stevige bedreigingen aan het adres van Rutgers.

De actuele discussie toont niet alleen de hardnekkigheid van de denktradities die hun oorsprong vinden in de schoolstrijd. Een reflectie op het verleden leert dat het zwaartepunt in het debat over onderwijsvrijheid ligt bij de vrijheden van ‘stichting, richting en inrichting’. Eerst, vooral in de negentiende en twintigste eeuw, ging het over het recht van ouders om scholen op te richten met een specifieke godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging. Later, in de eenentwintigste eeuw, ligt de discussie vooral op het snijvlak van de vrijheden van ‘richting en inrichting’, wat betekent dat het een school vrij staat om vanuit een religieuze of levensbeschouwelijke visie zelf de organisatorische en pedagogisch-didactische inrichting van het onderwijs te bepalen.

Het belang van het individuele kind wordt structureel vergeten: in de strijd rondom de school staat het kind doorgaans in de schaduw van ideologische groepsbelangen. Er is een andere, personalistische opvatting van onderwijsvrijheid nodig, die gaat over de mate waarin het individu zich kan verzekeren van onderwijs en ontwikkeling – dus ook de seksuele ontwikkeling. De World Association for Sexual Health (WAS) stelt dat seksuele rechten mensenrechten zijn. Ieder individu, dus ook een kind, heeft het recht op informatie: ‘Ieder mens zal via diverse bronnen toegang hebben tot wetenschappelijk correcte en begrijpelijke informatie met betrekking tot seksualiteit, seksuele gezondheid en seksuele rechten’ (art. 6).

Het is belangrijk dat seksuele voorlichting is gebaseerd op expertise en wetenschappelijke inzichten, anders ontstaat er een situatie waarin kinderen het recht op juiste informatie met betrekking tot seksualiteit en seksuele gezondheid wordt ontnomen. Een rampscenario voltrekt zich: scholen organiseren niet langer de ‘Week van de Lentekriebels’ maar de overheid organiseert de ‘Week van de Onderbuikgevoelens’ waarin informatie over seksualiteit wordt gecensureerd of opzettelijk verkeerd wordt voorgesteld. Gelukkig is de praktijk weerbarstiger. We leven in een rechtsstaat waarin de grondwettelijke vrijheid van onderwijs duidelijke grenzen stelt aan de overheidsbemoeienis met het onderwijs. Relationele en seksuele voorlichting is niet de taak van Geert, Caroline, Dilan en Pieter. Laat de pedagogisch-didactische invulling van de relationele en seksuele voorlichting op scholen vooral over aan professionals en experts op het gebied van relaties, intimiteit en seksualiteit.

 

Artikel geschreven door Kaj van der Horst, historicus en voormalig docent