Het was een zomerse middag toen mijn collega een telefoontje kreeg. De beller gaf aan op vakantie te zijn geweest in Frankrijk en tijdens de vakantie toch wel een heel nare situatie te hebben gezien. Een vader foeterde vrouw en kinderen constant uit. Daarbij kreeg één van de zoons een klap op het achterhoofd en werd aan kop en kont de tent in gestuurd. “Het ging allemaal wel heel hardhandig”. Omdat de beller geen contact had gehad met de medekampeerders wist hij alleen een voornaam. Dan was het voor ons als Veilig Thuis toch wel heel ingewikkeld om daar een actie op te ondernemen. ’Maar ik heb wel het kenteken genoteerd’ zei hij hoopvol. Helaas was het niet mogelijk om contact op te nemen met het betreffende gezin omdat het niet duidelijk was om wie het ging. Een enorme teleurstelling voor de beller. Maar ook voor ons. Want op dat moment konden we niet in gesprek om te kijken hoe het echt ging met het gezin.

Een situatie als deze zou je natuurlijk graag willen voorkomen. En ik denk ook dat het in veel van de situaties ook kan. Als je weet wat je kan doen en de stappen weet die je kan zetten is een begin gemaakt. Als je vervolgens ook echt in actie komt zou je zomaar eens een echt verschil kunnen maken.

Want ook in vakantietijd kan jij helpen om huiselijk geweld te stoppen.

De vakantieperiode is niet voor iedereen een periode van ontspanning en rust. Ook achter blije vakantiekiekjes kan een verhaal schuil gaan. Dat is een nare gedachte, maar huiselijk geweld neemt geen vrij in de vakantie. Sterker nog het kan ook zijn dat er geweld ontstaat.

Het voortdurend bij elkaar op de lip zitten, meer alcoholgebruik, geen contact met de gebruikelijke mensen. Geen rustpunt als de kinderen op school zitten. Veel hulpverleners en onderwijzers realiseren zich als de vakantie nadert maar al te goed dat hun leerlingen of cliënten het juist in de vakantieperiode zwaar hebben. Bij de hulpverlenende instanties merken ze vaak voor de vakantie een piek in het aantal hulpvragen en ook na de vakantie, als het normale leven weer op gang is gekomen is dat zichtbaar.

 

Elk moment dat je in actie komt is goed

Voor lang niet iedereen is het vanzelfsprekend dat je wat doet als je je erg zorgen maakt om iemand in je omgeving. Zorgen ontstaan vaak als er ineens een verandering plaatsvindt, je ziet een kind of een volwassene bijvoorbeeld ineens niet meer. Of je ziet dat er iets in het gedrag is veranderd. Als die situatie dan een tijdje weer hetzelfde blijft, dan kan het zijn dat je niet meer in actie komt en je ondertussen wel af en toe een knagend gevoel hebt wat er in je opkomt. Zou je dan toch niet nog iets moeten doen?

Welk moment je ook in actie komt, ieder moment zou een verschil kunnen maken. Natuurlijk is het van belang dat je dat zo snel mogelijk doet. De situaties zijn helaas vaak niet zo duidelijk dat je direct in actie gaat komen. Het is echter heel normaal dat je bezwaren voelt om dat te doen.

Niet ingrijpen voelt niet goed, maar wel ingrijpen kan ook niet goed voelen. Er is sprake van een duivels dilemma. Een dilemma is een signaal dat er ergens echt iets mis is, dus altijd een reden om het niet naast je neer te leggen. Zoek steun bij iemand of een organisatie die samen met jou een vervolg kan bepalen, ook in vakantietijd zijn instanties bereikbaar.

 

Kan je een gesprek aangaan? Doe het!

Wanneer je je zorgen maakt, kan een gesprek ook echt een verschil maken tussen zorgen blijven houden of wegnemen. Die persoonlijke ervaring heb ik een aantal jaar geleden gehad toen wij aan het kamperen waren met onze kinderen. Voor mij is kamperen echt het ultieme vakantiegevoel. Dat is mij met de paplepel ingegeven. Veel buiten zijn, weinig spullen nodig, spelen tot het donker begon te worden. Vrijheid! Dat kamperen ook gepaard gaat met ‘nieuwe buren’ werd ik mij deze zomer pas echt bewust. Ik zag zoveel om mij heen gebeuren en ook meer dan mij lief is. En dat was zeker niet alleen in positieve zin.

De ‘nieuwe buren’ die wij kregen waren namelijk ontzettend druk. Althans, hun kinderen. Die van mij kunnen ook druk zijn, maar direct werd mijn aandacht getrokken door het gedrag van hun zoontje. Die liep namelijk het speelveld op en sloeg het eerste de beste moment een schepje kapot van een ander kind. Ook sloeg hij direct zijn zusje, een paar jaar jonger, hard in het gezicht.

Tja… dan is het dus echt even op de handen zitten en kijken wat ouders doen. Voordat ik zelf in actie kom. De volgende ochtend werd ik echter al wreed uit mijn slaap gewekt. Zoonlief had het namelijk rond een uurtje of 6 op een krijsen gezet. Wat de ouders ook probeerden, hij bleef enorme hoeveelheden geluid produceren. Oefff…. zo je vakantie door moeten brengen. Ik had maar wat met ze te doen…

Het was wel duidelijk dat er met deze jongen wat aan de hand was. Contact maken ging lastig en hij was behoorlijk grenzeloos. Toch merkte ik bij hem wel enige begrenzing toen hij ook onze tent binnen wilde lopen en ik hem te kennen gaf dat hij eerst toestemming moest vragen aan mijn zoon om met zijn speelgoed te mogen spelen.

Waar bij mij direct alarmbellen afgingen door het gedrag van het zoontje, viel mij tegelijkertijd op dat de ouders ontzettende rust bleven houden. En na een paar dagen trad er verbetering op in het gedrag van het zoontje. Hij kende het terrein en de grenzen, hij maakte minder kabaal.

Ik vond het best lastig om te zien, maar vond het ook heel erg lastig om met hen daarover het gesprek aan te gaan. Toch heb ik de moed bij elkaar geraapt en heb hen aangesproken. Zij gaven aan dat zij, als jonge ouders, het enorm zwaar hadden. Hun zoon had op jonge leeftijd al meerdere diagnoses en zij zaten volop in de hulpverleningsmolen. De vakantie bleef voor hen echt een moment om het gestructureerde leven even achter zich te laten, maar zodra zij merkten dat hun zoon daar slecht op bleek te reageren, draaide zij hun standpunt daarover terug. Met het gewenste effect.

Ik vond het superstoer om te zien dat zij ervoor kozen wel naar een camping te gaan. Een plek waarvan zij wisten geconfronteerd te worden met enorme vooroordelen van de mensen om hen heen. Zij vertrouwden op hun eigen kunnen en dat pakte heel goed uit.

Een dilemma overwinnen heeft het mogelijk gemaakt een gesprek aan te gaan met deze ouders. Mijn zorgen waren weggenomen en zij voelden de oordelen wel die de andere mensen op de camping hadden. Ze vonden het fijn dat ik hen gewoon benaderd had. Als ik het gesprek niet aan was gegaan had ik met zorgen gezeten en zij met onrustige en prikkende ogen van mijn kant. Als je grote zorgen voelt kan je ze immers niet altijd onderdrukken. Gelukkig was het zo voor ons allemaal direct een veel ontspannender vakantie.

Maak jij je zorgen? Ook al ken je iemand niet en zie je iemand alleen op je vakantie adres? Huiselijk geweld neemt geen vakantie en jouw vakantie wordt een stuk fijner als je zorgen weg zijn genomen of als je iets hebt kunnen doen om het te stoppen. Ga een gesprek aan en als je niet weet hoe? Vraag advies. Het kan een verschil maken!

 

Tips om open het gesprek aan te gaan

  1. Stel geen waarom vragen: Vraag dus; hoe gaat het met jullie, ik zie dat jullie je handen vol hebben aan jullie zoon? In plaats van: Waarom pak je je zoon niet wat steviger aan?
  2. Geef geen ongevraagd advies: Een ongevraagd advies voelt als een impliciete boodschap dat je hoe iemand het nu aanpakt niet goed is. Vraag eerst wat ze zelf hebben geprobeerd om er mee om te gaan en hoe dat voor hen werkt.
  3. Stel open vragen en vat samen om na te gaan of je het goed begrepen hebt wat de ander aan jou vertelt. Dat nodigt uit tot doorpraten. De ander voelt dat je hem of haar serieus neemt.

 

Geschreven door Kirsten Regtop, (trainer, spreker en adviseur in de aanpak van huiselijk- en (ex-)partnergeweld bij Fabriek69)

 

Kirsten gaat in deze aflevering in gesprek met Sietske Dijkstra en Hameeda Lakho over professionele en persoonlijke moed in de aanpak van huiselijk geweld. Het is een cursus die in drievrouwschap in 2018 ontwikkeld is door Sietske, Hameeda en Kirsten.

Vanuit de driehoek; wetenschap en reflectie, ervaringsdeskundigheid en hulpverleningspraktijk reflecteren we in deze podcast op de verschillende betekenislagen van moed. Welke gedaanten moed kan hebben en waarom dit nodig is in de aanpak van huiselijk geweld.

Bekijk moedigemensen.nl voor meer informatie over dit aanbod.

AI gegenereerde afbeelding van kind voor schoolgebouw met grote mannen in pakken om het kind heen.

Op 16 mei presenteerden de PVV, NSC, VVD en BBB hun hoofdlijnenakkoord. Met deze plannen ‘gaat de zon weer schijnen in Nederland’, aldus PVV-leider Geert Wilders. Maar donkere wolken pakken zich samen boven ons land, vooral boven de onderwijssector. De onderwijsinvesteringen van het demissionaire kabinet worden afgebroken, terwijl het lerarentekort gigantisch is en het onderwijsniveau de afgelopen twintig jaar is gedaald. Gelukkig zal de conservatief-rechtse coalitie zich de komende jaren wél bemoeien met de invulling van het onderwijs. Onderwijsmethoden moeten voortaan ‘politiek neutraal’ zijn. Vooral de ‘relationele en seksuele voorlichting moet neutraal en beter toegesneden zijn op de leeftijd van leerlingen’. Dit impliceert dat de huidige seksuele voorlichting op scholen ondeugdelijk zou zijn. Deze discussie over politiek en onderwijs lijkt wat eigenaardig, maar is van oude datum. Er zijn in het verleden vaker disputen over onderwijsvrijheid gevoerd, veelal over de vraag wie zeggenschap heeft over de school als instituut. Opmerkelijk, want hoort de ontwikkeling van het individuele kind niet centraal te staan?

Onderwijsvrijheid

Het recht op onderwijs is vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet. De historische wortels van dit recht liggen in de negentiende en twintigste eeuw. Wie de geschiedenisboeken van de middelbare school erop naslaat zal lezen over de schoolstrijd, een conflict tussen christelijke en niet-christelijke groepen over de verhouding tussen openbaar (door de overheid verzorgd) en bijzonder onderwijs (uit particulier onderwijs ontsproten en doorgaans op levensbeschouwelijke basis gestoeld). Oftewel de strijd om volledige (financiële) gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs.

In 1917 kwam er door een grondwetsherziening een einde aan de schoolstrijd die het politieke leven in de tweede helft van de negentiende eeuw had beheerst: aan bijzonder onderwijs werden dezelfde financiële rechten toegekend als aan openbaar onderwijs. Deze ‘onderwijsvrede’ wordt vaak beschouwd als het definitieve einde van de schoolstrijd. De sterk ideologisch geladen strijd om de school werd echter niet beslecht maar als een Koude Oorlog voortgezet.

Voortgezette schoolstrijd

In de afgelopen drie decennia was de vrijheid van onderwijs regelmatig opnieuw onderwerp van politieke en maatschappelijke discussies. Rond de eeuwwisseling – en vooral na de aanslagen op 11 september 2001 – verhardde het politieke klimaat. Tegen deze achtergrond ontstond er een debat over de aanwezigheid van islamitische scholen in Nederland. De discussie situeerde zich op het snijvlak van de vrijheden van ‘stichting en richting’, het recht van particulieren/ouders om zelf een school te stichten met onderwijs dat overeenstemt met de eigen ideologische of godsdienstige opvattingen.

Ook de discriminatie van leraren en leerlingen met een homoseksuele leefwijze op reformatorische scholen is al jaren een steen des aanstoots. Om de zoveel tijd ontstaat er verontwaardiging als blijkt dat streng-gereformeerde scholen geen trek hebben in homoseksualiteit. De discussie gaat dan over de grenzen aan de vrijheden van ‘richting en inrichting’ van bijzondere scholen, bijvoorbeeld bij de toelating van leerlingen. Vier jaar geleden was er commotie rond een ‘anti-homoverklaring’ die een aantal streng-gereformeerde scholen door ouders liet ondertekenen. Arie Slob (CU), destijds minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs, zei eerst dat bijzondere scholen daar het recht toe hadden, maar nam onder druk van het parlement zijn woorden terug en stelde een onderzoek in naar de scholen. Sindsdien is er weinig veranderd, want in 2022 kwam aan het licht dat een aanzienlijk aantal reformatorische scholen homoseksuele relaties nog altijd openlijk afkeurt.

Tot op de dag van vandaag wordt onderwijsvrijheid bediscussieerd in politiek Den Haag. Er gaan steeds vaker geluiden op om de verankering van de vrijheid van onderwijs zoals die in de Grondwet is vastgelegd nog eens kritisch tegen het licht te houden. De christelijke partijen (CDA, CU en SGP) zijn van oudsher de belangrijkste steunpilaren van artikel 23. De Partij van de Arbeid (nu GroenLinks-PvdA) is weliswaar voorstander van het openbaar onderwijs, maar heeft alleen gepleit voor aanpassing en modernisering van het grondwetsartikel, nooit voor de afschaffing ervan. D66 kwam in 2022 met een initiatiefwetsvoorstel: het ‘individuele leerrecht’ dat alle kinderen in Nederland het recht op onderwijs moet geven. Het ‘belang van het kind’ speelt als rechtsbegrip een belangrijke rol in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) dat in 1995 door Nederland is geratificeerd en waarin het individuele recht op onderwijs is vastgelegd. D66 wil dat de uitgangspunten van het verdrag steviger worden verankerd in de huidige onderwijswetten.

Het individuele kind centraal

Cultuurpolitiek en onderwijs zijn een mijnenveld en geven met regelmaat aanleiding tot spanningen tussen politieke gemeenschappen. Een voorbeeld hiervan is de ‘Week van de Lentekriebels’, een nationale projectweek voor het speciaal- en basisonderwijs die elk voorjaar wordt georganiseerd door Rutgers in samenwerking met de regionale GGD’en. Deelnemende scholen geven een week lang les over relaties, intimiteit en seksualiteit. De Week leidt steevast tot flinke ophef: bezorgde ouders, conservatieve groepen en enkele politici beweren dat seksuele vorming op basisscholen schadelijk is voor kinderen. Het gevolg is polarisatie in politiek en samenleving, discussies aan talkshowtafels en stevige bedreigingen aan het adres van Rutgers.

De actuele discussie toont niet alleen de hardnekkigheid van de denktradities die hun oorsprong vinden in de schoolstrijd. Een reflectie op het verleden leert dat het zwaartepunt in het debat over onderwijsvrijheid ligt bij de vrijheden van ‘stichting, richting en inrichting’. Eerst, vooral in de negentiende en twintigste eeuw, ging het over het recht van ouders om scholen op te richten met een specifieke godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging. Later, in de eenentwintigste eeuw, ligt de discussie vooral op het snijvlak van de vrijheden van ‘richting en inrichting’, wat betekent dat het een school vrij staat om vanuit een religieuze of levensbeschouwelijke visie zelf de organisatorische en pedagogisch-didactische inrichting van het onderwijs te bepalen.

Het belang van het individuele kind wordt structureel vergeten: in de strijd rondom de school staat het kind doorgaans in de schaduw van ideologische groepsbelangen. Er is een andere, personalistische opvatting van onderwijsvrijheid nodig, die gaat over de mate waarin het individu zich kan verzekeren van onderwijs en ontwikkeling – dus ook de seksuele ontwikkeling. De World Association for Sexual Health (WAS) stelt dat seksuele rechten mensenrechten zijn. Ieder individu, dus ook een kind, heeft het recht op informatie: ‘Ieder mens zal via diverse bronnen toegang hebben tot wetenschappelijk correcte en begrijpelijke informatie met betrekking tot seksualiteit, seksuele gezondheid en seksuele rechten’ (art. 6).

Het is belangrijk dat seksuele voorlichting is gebaseerd op expertise en wetenschappelijke inzichten, anders ontstaat er een situatie waarin kinderen het recht op juiste informatie met betrekking tot seksualiteit en seksuele gezondheid wordt ontnomen. Een rampscenario voltrekt zich: scholen organiseren niet langer de ‘Week van de Lentekriebels’ maar de overheid organiseert de ‘Week van de Onderbuikgevoelens’ waarin informatie over seksualiteit wordt gecensureerd of opzettelijk verkeerd wordt voorgesteld. Gelukkig is de praktijk weerbarstiger. We leven in een rechtsstaat waarin de grondwettelijke vrijheid van onderwijs duidelijke grenzen stelt aan de overheidsbemoeienis met het onderwijs. Relationele en seksuele voorlichting is niet de taak van Geert, Caroline, Dilan en Pieter. Laat de pedagogisch-didactische invulling van de relationele en seksuele voorlichting op scholen vooral over aan professionals en experts op het gebied van relaties, intimiteit en seksualiteit.

 

Artikel geschreven door Kaj van der Horst, historicus en voormalig docent 

Sarah Tulling (1982) is afgestudeerd toegepast psycholoog en werkt als casemanager bij Centrum Seksueel Geweld (CSG) in West-Midden Brabant. Ze ondersteunt slachtoffers van seksueel geweld. Niet alleen vanuit haar vak, maar ook vanuit persoonlijke ervaring. In 2022 kwam haar boek ‘Waarom reed je door de polder?’ uit, waarin ze vertelt over haar eigen worstelingen als slachtoffer en hulpverlener, maar daarnaast hoop geeft op een leven na seksueel geweld. Sarah schrijft regelmatig voor Fabriek69 een artikel, blog, column, gedicht etc over actualiteit met betrekking tot seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Als ik beelden terugkijk van de Ali B rechtszaak, kan ik niet anders dan een geloofwaardig persoon zien. En ik kan ook niet anders dan de verhalen van de slachtoffers geloven. De verwarring is compleet. Het blijft me fascineren hoe het kan dat de beleving van mensen zo ver uit elkaar ligt. Ergens in het gebied waar de verhalen aan elkaar verschillen, mag de rechter bepalen of er genoeg bewijs ligt om de conclusie te trekken dat er sprake is van een strafbaar feit. Ik ben blij dat ik die rol niet heb.

 

Wanhoop

Ik heb niet alles op de voet gevolgd en weet dus lang niet alles wat er te weten valt over de zaak tegen Ali B. Wat ik echter wél weet en wat me opvalt in de zaak is zijn enorme wanhoop. De wanhoop uitte hij in zijn emotionele momenten tijdens de zittingen, maar ook bleek het uit de berichten over het onder druk zetten van de advocaten van de slachtoffers om verklaringen ingetrokken te krijgen. Hoewel dit – uiteraard – door de advocaat van Ali B wordt tegengesproken. Is het wanhoop omdat hij onschuldig is of wanhoop omdat hij de gevangenis wil ontlopen? Wie zal het zeggen? Het zou allebei kunnen. Ik ga daar niet over, maar ik vraag me wel af of Ali zelf het echte verhaal nog wel kent.

 

Mindfuck

Het geheugen speelt namelijk vreemde spelletjes. Zo weet ik bijvoorbeeld echt niet meer wat ik vorige week maandag heb gegeten (of gedaan). Als ik heel goed nadenk, kom ik mogelijk nog wel op de grote lijnen, maar de details van een echt verhaal zullen ontbreken. Het lijkt een waardeloos voorbeeld maar ook als het om ingrijpende gebeurtenissen gaat, doet het geheugen rare dingen. Ik weet vrij zeker dat ik mijn dader van het seksueel geweld dat ik heb meegemaakt – al zou hij recht voor me staan – niet eens zou herkennen. Of is dat ook een truc van de hersenen om mij dat te laten denken? Wat ik weet vanuit mijn eigen ervaring is dat de hersenen in staat zijn om gebeurtenissen aan elkaar te rijgen met logische gevolgtrekkingen om het tot een kloppend verhaal te maken. De herinnering aan mijn seksueel geweld ervaring die ik jaren later had, bleek anders te zijn dan hoe ik het in mijn aangifte terug las. Zo kan ik me dus voorstellen dat de ene persoon een volstrekt ander verhaal heeft dan de ander en dus de slachtoffers een ander verhaal hebben dan Ali B. Ali B noemt iets ‘vreemdgaan’ waar de slachtoffers het hebben over seksueel geweld.

 

Waarheidsvinding door victim blaming?

Toch zoek je naar de waarheid. Ook ik. Ik kan dan wel wéten dat de hersenen er een eigen verhaal van kunnen maken en iemand van het eigen verhaal overtuigd kan zijn, maar de waarheid boven tafel krijgen is wat je wil, wat ík wil en wat een rechter wil. De moeilijkheid van waarheidsvinding in zedenzaken is dat het veelal een situatie betreft tussen twee mensen zonder getuigen. Ik laat de waarheidsvinding in de Ali B zaak met plezier los en laat het aan de rechter om er iets van te vinden. Ik houd het liever bij de kennis die ik heb van de reacties die slachtoffers kunnen hebben én die van de omgeving. De advocaat van Ali B heeft volgens een bericht van Nu.nl aangegeven dat de verklaring van de vrouwen in twijfel moet worden getrokken onder andere door de psychische problemen van één van hen. Er is niet meegewogen dat deze psychische problemen zijn ontstaan ná de aanranding. De melders zouden volgens de advocaat van Ali B zoals in hetzelfde bericht van Nu.nl ook nog eens beïnvloed zijn door de BOOS aflevering. Want Ellen ten Damme meldde haar verkrachting “pas” ná de uitzending, wat Ali B als “de ideale zondebok” zou maken voor haar. Ook beweren de advocaten van Ali B dat er te weinig bewijs is voor het seksueel geweld, mede doordat het enige tijd heeft geduurd voordat de vrouwen naar de politie zijn gegaan. Ik hoor verschillende keren het verwijt: “Waarom ben je niet eerder met je verhaal gekomen?” Victim blaming. Alweer. En ik kan het de advocaten van Ali B amper kwalijk nemen. Zij zetten alles op alles om Ali B naar een vrijspraak te helpen. Daar worden ze voor betaald. Maar pijnlijk is het wel.

Geloofwaardigheid

Ik kan het niet laten… Ik voel wederom de noodzaak om uit te leggen waarom slachtoffers er “zo lang mee wachten hun verhaal te doen” (of het soms zelfs mee hun graf in nemen). Er zijn namelijk veel meer redenen om níet met je verhaal te komen dan wel. Om er zomaar een paar te noemen: de angst niet geloofd te worden (wat realiteit is), de angst voor beschuldigende woorden en andere nare reacties van omstanders (wat realiteit is), gooi daar nog een vleugje media en bekendheid bovenop en het is compleet. Is het zo lastig te begrijpen dat een slachtoffer pas uit de schaduw treedt als het veiliger voelt? Bijvoorbeeld doordat je door een BOOS uitzending weet dat je er niet alleen voor staat en dat er tenminste een paar andere vrouwen aan jouw kant staan en begrijpen wat je doormaakt? Dat ze zo dapper zijn geweest om voor het oog van heel Nederland überhaupt ooit uit de schaduw te treden, maken ze juist eerder geloofwaardig voor mij. Helaas voor mijn eigen behoefte aan “de waarheid” (wat dat ook moge betekenen…) doet het niks af aan mijn gevoel dat Ali B ook geloofwaardig klinkt in het stukje van zijn eigen waarheid. En dan ben ik weer terug bij af.

Aan het eind van het verhaal ga ik uiteraard niet over wie wel of niet geloofwaardig is en wie wel of niet de waarheid spreekt. Gelukkig is dat zaak voor de rechtbank. Ik zie opnieuw een zedenzaak (of eigenlijk moet ik zeggen: zedenzaken – het zijn er tenslotte vier) met alleen maar verliezers. En is het ooit anders?

 

Geschreven door Sarah Tulling

Sarah Tulling (1982) is afgestudeerd toegepast psycholoog en werkt als casemanager bij Centrum Seksueel Geweld (CSG) in West-Midden Brabant. Ze ondersteunt slachtoffers van seksueel geweld. Niet alleen vanuit haar vak, maar ook vanuit persoonlijke ervaring. In 2022 kwam haar boek ‘Waarom reed je door de polder?’ uit, waarin ze vertelt over haar eigen worstelingen als slachtoffer en hulpverlener, maar daarnaast hoop geeft op een leven na seksueel geweld. Sarah schrijft regelmatig voor Fabriek69 een artikel, blog, column, gedicht etc over actualiteit met betrekking tot seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Dus het slachtoffer heeft een ‘waardige aftocht’ gekregen van het OM door erkenning te geven dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden? Met als toevoeging dat het OM verwacht dat slachtoffer als niet betrouwbaar kan worden gezien door de rechtbank? Zei hij dat echt? En zei hij nu ook ‘dat een sepot bij voorbaat al voorzienbaar was’? Tussen de regels hoor ik de ‘net goed’ en voel ik de trap na. Ben ik eigenlijk verbaasd over de wijze waarop advocaat Wouter Morra over Nienke Wijnhoven in de zaak tegen Jeroen Rietbergen spreekt? Mijn eerste reactie is zeker die van verbazing. Er raast ongeloof door mijn lijf bij het horen van Morra’s woorden. En toch ben ik snel daarna alsnog niet verbaasd. ‘Want Sarah: je weet toch hoe het werkt?’, spreek ik mezelf toe. Ook advocaten doen aan victim blaming.

 

Waarom?

… en artsen en psychologen en je vrienden… Wie doet eigenlijk niet aan victim blaming? Nou, feitelijk doet iedereen aan victim blaming. Als een slachtoffer vertelt over seksueel geweld is het een logische reactie van de mens om weerstand te voelen. De wens om je gedachten over een ‘veilige wereld’ zoals jij die kent in stand te houden en het ongemak van de machteloosheid uit de weg te gaan, maken dat je het slachtoffer vraagt waarom ze in hemelsnaam dan met hem mee naar huis is gegaan na die leuke stapavond. Maar die vraag stellen, kan een slachtoffer nog méér beschadigen dan het geweld al gedaan heeft. Belangrijk is te wéten dat victim blaming altijd op de loer ligt en een stomme vraag zo gesteld is, maar dat je in gesprek er vervolgens voor kiest iets anders uit je mond te laten rollen.

 

Angst

In dit licht is het heel logisch dat slachtoffers moeite hebben te vertellen over hun seksueel geweld ervaring. De angst niet te worden geloofd en de angst voor de reactie van mensen in de omgeving maken dat slachtoffers zwijgen. En de angsten zijn terecht. De realiteit is dat velen te maken krijgen met vervelende reacties. Het slachtoffer de schuld geven lijkt in ons DNA gestanst. Vraag jezelf eens af: zou jij staan te trappelen het aan mensen te vertellen met het risico dat je niet geloofd wordt of dat je wordt verteld dat het waarschijnlijk je eigen schuld was omdat je er wel om gevraagd zal hebben? Ik hoor het je bijna denken: ‘maar mij overkomt geen seksueel geweld’. Ook dat is een logische reactie, maar niet de realiteit. Het kan iedereen overkomen, maar dat wil niemand horen.

 

Verschillende gezichten

Victim blaming komt zo vaak en in zoveel verschillende hoedanigheden voor. Het bestaat niet alleen uit de stereotype vraag stellen: ‘Waarom had je dan een kort rokje aan?’. Nee, victim blaming heeft vele gezichten. Recent onderzoek naar victim blaming van Iva Bicanic (hoofd van het Landelijk Psychotraumacentrum van het UMC Utrecht en directeur-bestuurder van het Landelijk Centrum Seksueel Geweld) toonde aan dat victim blaming verpakt wordt in een diversiteit aan uitingen. Ze destilleerde verschillende categorieën. ‘De waaromvragers’ is de meest voor de handliggende (bijvoorbeeld: ‘waarom heb je niks gezegd?’), maar andere voorbeelden zijn; ‘de betweters’ (‘mij zou dat nooit zijn overkomen’), ‘de ongelovigen’ (‘weet je wel zeker dat het is gegaan zoals jij zegt?’) en ‘de scherpschutters’ (‘jij hebt ook altijd van die rare dingen’). En dit is maar een kleine greep…

 

Victim blaming in kwadraat

Goed, Wout Morra haalde Nienke Wijnhoven door het slijk. Toch was het blijkbaar nog niet erg genoeg. Want na de Renze-uitzending zie ik – om het af te toppen – nog een video op YouTube van de Telegraaf waarin de uitzending van Renze wordt besproken en beweerd wordt dat Nienke het zelf niet handig heeft gedaan, want ‘ik ben het er natuurlijk wel mee eens dat ze eerst naar de politie had moeten stappen want ze heeft Jeroen Rietbergen ook onnodig beschadigd aan tafel bij Beau’. Ik zou hier in Whatsapp een paar aardige emoticons op rij kunnen loslaten om mijn gevoelens over deze uitspraak aan te geven. De uitspraak wordt later genuanceerd of ‘uitgelegd’, maar het is dan al gezegd: victim blaming.

 

‘Doe aangifte, doe aangifte’

Terug naar de Renze-uitzending. Waar Wout Morra mij wel voor zich wint is wanneer hij zegt dat het schadelijk is geweest om Nienke Wijnhoven tijdens de uitzending bij Beau te zeggen dat ze aangifte moet doen. Dit ‘advies’ wordt destijds uitgesproken door zowel Angela de Jong als Kees van der Spek. Angela de Jong benadrukt aan tafel bij Renze dat ze het prima vindt als mensen voortaan aan talkshow tafels komen vertellen wat hun is misdaan, maar dat ze volgens haar naar de politie moeten. Tenenkrommend… Want slachtoffers móeten helemaal niet naar de politie. Zal ik toch emoticons gebruiken om uit te drukken wat ik vind?

 

Prachtige stem

Over krommende tenen gesproken… Het ging over Nienke. Een jonge vrouw met een prachtige stem die op geen enkele wijze een stem had aan die tafel. Hoe had zij geklonken? Wie had háár stem? Dat was wat ik de hele uitzending dacht. Het enige waar ik aan kon denken; hoe zou zij hierop reageren, hoe zal zij zich voelen als ze de uitzending ziet en hoort wat iedereen over haar zegt? In de loop van de uitzending noemt Marjan Olfers (onderzoeker sociale veiligheid) Godzijdank dat het gaat over een zaak waarbij er één iemand uit wordt gelicht terwijl zowel zij als haar advocaat er niet zijn en ze zich dus niet kan verdedigen. En hoe verdrietig dit is. Exact. Uitgerekend Jeroen Rietbergen gaf hier mooie woorden aan: ‘Inmiddels ben ik mij ervan bewust dat mijn eigen perceptie helemaal niet relevant is, maar veel meer de perceptie van betreffende vrouwen.’ Exact.

Om mee af te sluiten… in een zaak als deze bestaan alleen verliezers. Niemand heeft ‘gewonnen’. Nienke verdient geen trap na, want wanneer een zaak geseponeerd wordt, betekent het niet dat een gebeurtenis niet heeft plaatsgevonden en óók niet dat er niks strafbaars is gebeurd.

 

Geschreven door Sarah Tulling

Illustratie door Proud2bfem

In deze podcast gaan Christel van der Horst (Fabriek69) en Maik Krijgsman (Transparant Voorlichtingen) in gesprek over het onderwerp Genderdysforie. Maik (24) is geboren als vrouw en na een lange zoektocht startte hij in 2014 zijn transitie.

Ook in deze Pride Month 2024 is het hard nodig om informatie hierover te delen en dat doet Maik in alle openheid en transparantie. Op een toegankelijke manier bespreekt Maik vele onderdelen van zijn leven met Christel, en doet dat ook nog eens op een begrijpelijke manier.

Als luisteraar krijg je veel nuttige en waardevolle info over genderdysforie, wat het inhoudt voor iemand die trans is en wat je als professional of als omstander kunt betekenen.

 

Fabriek69 ging in gesprek met Maik Krijgsman (24). Hij werd als kind misbruikt door iemand in zijn directe omgeving.

Maik verteld over zijn ervaringen en wat het met hem gedaan heeft. Maar hij verteld ook dat hij zijn dromen najaagt. Zo heeft hij sindskort de opleiding tot ervaringsdeskundige afgerond, is een eigen bedrijf gestart, Transparant Voorlichtingen, en geeft hij voorlichting over genderdysforie (Maik is transman), seksueel- en huiselijk geweld.

Luister naar aflevering 11 van onze podcast en hoor hoe je van een nare situatie ook je kracht kan maken.

 

www.fabriek69.nl

Als aandachtsfunctionaris loop je soms tegen uitdagingen aan, zoals het gebrek aan adviesvragen van collega’s. Maar waarom vragen die collega’s niet om advies?

1.⁠ ⁠Ze weten mogelijk niet dat je aandachtsfunctionaris bent.
2.⁠ ⁠De organisatie benadrukt mogelijk niet voldoende het belang van het thema.
3.⁠ ⁠Collega’s ervaren mogelijk afweer ten opzichte van het thema.

Wil je weten hoe je deze situatie kunt veranderen? Luister naar aflevering 10 van de podcast voor drie waardevolle tips!

 

 

www.fabriek69.nl

Wil je de inhoud van de podcast liever lezen? Lees dan hieronder verder.

 

Waarom je als aandachtsfunctionaris te weinig om advies gevraagd wordt

En drie tips om dat wel voor elkaar te krijgen

Dit artikel gaat over een onderwerp waar je als aandachtsfunctionaris mee te maken kan krijgen. Namelijk dat jouw collega’s je niet of minder vaak om advies vragen dan je zou willen. Omdat jij je ervan bewust bent dat ook onder jouw doelgroep 1 op de 30 kinderen met een (mogelijke) vorm van kindermishandeling te maken heeft, kan het niet anders dan dat jouw collega’s met kinderen of volwassenen werken die daar ook mee te maken hebben. Maar voordat we ingaan op die adviesvragen leg ik je eerst uit wat een aandachtsfunctionaris eigenlijk is.

Een aandachtsfunctionaris heeft de taak om, zoals de naam al zegt, de aandacht voor het betreffende thema binnen de organisatie op de kaart te houden. Er zijn verschillende namen voor aandachtsfunctionarissen. Soms worden ze aandachtsvelders, taakaccenthouders of iets dergelijks genoemd. Ook kun je aandachtsfunctionaris zijn voor verschillende thema’s zoals huiselijk geweld en kindermishandeling, veiligheid, seksueel geweld, RIS (Relaties, Intimiteit en Seksualiteit), complexe scheidingen, eergerelateerd geweld enzovoort, enzovoort.

Kenmerkend voor de thema’s van aandachtsfunctionarissen is dat het thema’s zijn waarvoor de aandacht snel verslapt. Dit komt meestal doordat professionals zich er sneller handelingsverlegen bij voelen omdat het om intieme en persoonlijke thema’s gaat. Het thema geeft hun bijvoorbeeld een gevoel van onveiligheid, waardoor het noodzakelijk is om dit bespreekbaar te maken omdat de gevolgen daarvan onzeker zijn. Kennis over het thema is belangrijk om goed, professioneel en integer te kunnen handelen.

Het is belangrijk om te weten dat – ondanks dat de naam ‘aandachtsfunctionaris’ wellicht anders doet vermoeden – dit een taak is en geen functie. En dat het bij die taak hoort om het thema onder de aandacht te houden en een vraagbaak te zijn voor je collega’s omdat jij als aandachtsfunctionaris de kennisspecialist bent of wordt. Daarnaast kun je ook de taak hebben om mee te denken over beleid en protocollen die relevant zijn voor jouw thema. Je hebt daarom de verantwoordelijkheid om zelf je kennis bij te spijkeren.

En jouw manager of directeur heeft de verantwoordelijkheid om jou niet alleen de taak van aandachtsfunctionaris te geven, maar om jou daarnaast te faciliteren. Dus: om uren beschikbaar te stellen, duidelijke taken en verantwoordelijkheden af te bakenen en jou te ondersteunen in de activiteiten die je doet.

Dit is in grote lijnen wat de taken van een aandachtsfunctionaris inhouden.

Drie redenen waarom jouw collega’s niet bij je komen voor een adviesvraag

Het adviseren van collega’s over jouw thema, daar gaat dit artikel over. Dus: hoe zorg je ervoor dat die collega’s met hun adviesvragen bij jou komen? En hoe verklaar je dat zij dat niet, of niet zo vaak, doen?

  1. Jouw collega’s weten niet dat er een aandachtsfunctionaris is

Het kan zijn dat jouw collega’s niet weten dat jij die taak hebt. Het klinkt heel simpel, maar veel aandachtsfunctionarissen vergeten hoe belangrijk het is dat hun collega’s weten dat zij die rol vervullen. In de trainingen die wij aan aandachtsfunctionarissen geven nemen we daarom vaak het thema ‘positionering’ op. Want negen van de tien keer zijn aandachtsfunctionarissen de laatsten die willen dat zij als persoon centraal staan. De motivatie gaat immers om dat wat zij als aandachtsfunctionaris kunnen bereiken voor de doelgroep van de organisatie. We weten dat heel veel professionals – vooral sociale professionals – een hekel hebben aan het positioneren en presenteren van zichzelf en hun taak: ze hebben niet voor niets voor een zorgend beroep gekozen.

Toch is het nodig dat je jezelf zichtbaar maakt. Er zit een hele theorie achter hoe je ervoor kunt zorgen dat jij als persoon zichtbaar bent terwijl het wel om het thema (zoals huiselijk geweld, kindermishandeling of RIS) blijft gaan – en waarom dit effectiever is. Jouw collega’s doen namelijk liever zaken met een collega dan met een thema. Een van mijn favoriete quotes is dan ook: ‘Nobody cares how much you know, until they know how much you care’, van Roosevelt. Vrij vertaald in het Nederlands: ‘Niemand geeft er een ruk om hoeveel je weet zolang ze niet weten hoeveel je geeft om je doelgroep en om je collega’s’.

  1. De organisatie benadrukt onvoldoende het belang van aandacht voor het thema

Een tweede mogelijke reden waarom je collega’s niet met hun adviesvragen bij je komen, is dat zij niet op de info zitten te wachten. Dat kan komen doordat ze te druk zijn. Of doordat er binnen de organisatie te weinig belang wordt gehecht aan het thema. Laten we op dat laatste ingaan. Als jouw manager of directeur echt wil dat de medewerkers aan de slag gaan met het thema dan moet hij/zij ervoor zorgen dat alle medewerkers weten dat de organisatie aandacht vraagt voor het thema. Dat het thema goed geborgd wordt in de kwaliteitscyclus. Dat hij/zij jou uitgesproken steunt, door bijvoorbeeld bij bijeenkomsten aanwezig te zijn en jou te faciliteren bij het organiseren van deze bijeenkomsten. Dat hij/zij medewerkers aanspreekt die het beleid niet steunen. Op die manier creëert hij/zij de draagkracht die jij nodig hebt om jouw adviestaak uit te voeren.

  1. Jouw collega’s ervaren afweer

Een andere reden waarom je collega’s niet bij je komen is dat zij afweer ervaren ten aanzien van het thema. Deze afweer kan voortkomen uit persoonlijke ervaringen, waardoor het thema voor hen te dichtbij komt, maar ook doordat wij als mensen van nature liever niet de onveiligheid opzoeken. Niet alle mensen bijten zich graag in moeilijke thema’s vast. Het kan dus allerlei oorzaken hebben, maar vooral wanneer we het hebben over huiselijk geweld, kindermishandeling of seksueel geweld is dit interne mechanisme zo buitengewoon sterk dat we soms zelf niet in de gaten hebben dat we vanuit afweer reageren. Dit onbewuste reageren op casussen of situaties waarbij (mogelijk) sprake is van onveiligheid veroorzaakt soms tunnelvisie, waarbij signalen volkomen genegeerd worden. Wanneer dit gebeurt zien je collega’s simpelweg niet dat er een aanleiding is om contact met jou op te nemen voor advies.

Drie tips om ervoor te zorgen dat jouw collega’s wel bij je komen voor advies

Wat kan jij doen om ervoor te zorgen dat jouw collega’s wel bij je aankloppen? Daar hebben we een paar tips voor die je alvast op weg kunnen helpen:

  1. Maak kenbaar dat je aandachtsfunctionaris bent en waarom je dit bent. Jouw motivatie om aandachtsfunctionaris te zijn inspireert collega’s om in actie te komen. Als je dit aan de hand van een situatie doet waarmee je te maken hebt gehad, een ervaring waardoor je geraakt bent of door jouw persoonlijke en professionele reis te beschrijven raak je je collega’s op emotioneel niveau waardoor ze eerder bereid zijn om naar jouw verhaal te luisteren.
  2. Vraag de manager of directeur om jou voor te stellen aan je collega’s (als je in een grotere organisatie werkt). Of neem een interview af met hem of haar om de motivatie van inzet rond het thema vanuit de lijn aan iedereen duidelijk te maken en zorg ervoor dat ook jouw naam en functie genoemd wordt. Zo ontstaat er alvast wat draagvlak naar jouw collega’s.
  3. Maak je collega’s aan de hand van cijfers duidelijk wat de ernst en de omvang van het thema is en deel bijvoorbeeld een ervaringsverhaal van iemand die met behulp van een volwassene uit een kindermishandelingssituatie is gekomen. Op die manier laat je zien dat ook kleine gebaren al van groot belang kunnen zijn… maar dat dit alleen kan als je het zelf durft te zien.

Ik hoop dat je alvast veel aan deze drie tips hebt, maar we hebben er natuurlijk nog veel meer voor je. Wij hebben zelf ervaring als aandachtsfunctionarissen binnen verschillende organisaties, daardoor kennen we vanuit de praktijk alle dingen waar je tegenaan kunt lopen. Om die reden hebben we specifiek voor aandachtsfunctionarissen een aantal zaken ontwikkeld. Zo geven we vanaf dit najaar een opleiding tot aandachtsfunctionaris Relaties, Intimiteit en Seksualiteit. (Kijk in onze agenda voor alle informatie over deze cursus.) En we hebben een online en on demand-cursus voor aandachtsfunctionarissen waarin we het profileren binnen organisaties en advisering behandelen: het online TOP-traject. Deze cursus is te vinden op onze website onder het kopje ‘Wat we doen’.

Heel veel succes en wie weet zien we je bij een van onze trainingen!

Door: Kirsten Regtop

“We horen er soms wat over, vrouwen met opvliegers en een kort lontje. Ja, het is de overgang. Echt serieus nemen we de overgang nog altijd niet. Er wordt wat lacherig gedaan als een vrouw met een bezweet hoofd aan tafel van de vergadering zit. Ze wil het liefst de overbodige truien en jasjes uit, sjaaltje af en de ramen opengooien. De overgang is fysiek en mentaal een belangrijke fase in het leven van een vrouw. Oók bij vrouwen met een verstandelijke beperking! Anja van Woerdekom (Care for Women Doorn) en Christel van der Horst (Fabriek69) weten er alles van.

 

Menopauze

De overgang is de fase dat de eitjes van de vrouw opraken en haar menstruatie verandert. Dit gaat gepaard met wisselende hor- moonspiegels. Deze fase duurt soms 15 jaar. De meeste vrouwen krijgen zo tussen hun 50ste en 60ste jaar de laatste menstruatie. De gemiddelde leeftijd is 53 jaar. De laatste dag van de menstruatie noemen we de menopauze. Deze kun je pas vaststellen nadat een vrouw een jaar lang niet ongesteld is geweest. Als je 11 maanden niet hebt gemenstrueerd en dan weer een bloeding krijgt, moet je dus opnieuw gaan tellen. Dan pas ben je ook echt niet meer vruchtbaar.

 

Opvliegers

Door de schommelingen van hormonen kunnen er allerlei klachten optreden die het leven van een vrouw behoorlijk kunnen beïnvloeden. 80% van de vrouwen ervaart in min of meerdere mate klachten in de overgang. Een hele bekende is de opvlieger. Vrouwen krijgen het warm en gaan dan soms zweten. Erg vermoeiend allemaal. Opvliegers kunnen ook veroorzaakt worden door medicatie, diabetes, stress, hartklachten of een schildklierprobleem.

 

‘Pijntjes’

Dat is niet de enige klacht. Er is een hele waslijst aan klachten die de overgang allemaal kan veroorzaken. Pijnlijke gewrichten, hevig menstrueel bloedverlies (HMB), slecht slapen, nachtelijk zweten, dunner haar, toename van buikvet, stemmingswisselingen, pijn bij het vrijen door droge slijmvliezen, grote kans op blaasontstekingen, hartkloppingen en dan vergeten we er vast nog een aantal. Verder stijgt door de daling van het hormoon oestrogeen het risico op het ontwikkelen van hart- en vaatziekten, diabetes en botontkalking. Het klinkt bij vrouwen ook vaak of het een pijntje-hier-pijntje-daar is. En vrouwen willen dan niet zeuren of klagen.

 

Gezonde leefstijl

Als je dit zo leest is de overgang dus niet iets om lacherig over te doen. Gelukkig zijn er ook vrouwen die niet of nauwelijks klachten hebben. Voor veel vrouwen is de overgang echt een serieus probleem dat het leven behoorlijk negatief kan beïnvloeden. Een aantal zaken kun je als vrouw zelf goed in de hand houden. Dat klinkt als een open deur, maar een gezonde leefstijl helpt! Eet gezond: voldoende fruit en groenten, vezels, weinig suikers, beperk alcohol of koffie, goede nachtrust, vermijd stress en beweeg. Helaas is gezond leven niet voor iedere vrouw de oplossing en moet er meer gebeuren.

 

Care for women

Belangrijk is dan om te kijken waar je klachten of pijntjes vandaan komen en of het de overgang is of wat anders. Laat je verder goed voorlichten of neem een consult bij een hormoonspecialist. Anja van Woerdekom is consulent bij Care for Women Doorn. Zij staat ook in nauw contact met de arts en kan zo nodig doorverwijzen. Deze consulten worden vaak vergoed door je zorgverzekering in de aanvullende polis. Advies is om niet te lang te blijven rommelen. Je kunt je ook laten doorverwijzen naar een vrouwenpoli.

 

Emoties

Wat vaak gebeurt tijdens de overgang is dat emoties heftiger kunnen binnenkomen. Je kunt als vrouw dan opeens ergens een punt van maken terwijl je daar vroeger geen woorden aan vuil zou maken. Dit kun je een beetje vergelijken met zoals dat bij pubers gaat. Bij een puber gaan de emoties ook alle kanten op door de veranderingen en schommelingen van de hormonen. Je snapt zelf de emoties niet meer die binnenkomen en je kunt die ook moeilijker reguleren. Maar wat heel veel mensen ook niet weten of zich realiseren, is dat emoties en trauma’s uit het verleden tijdens de overgang ook opeens weer een thema kunnen zijn. Door de hormonale schommelingen worden emoties uitvergroot en heftiger. Je gaat ook meer nadenken: ben ik wel tevreden met mijn partner, werk enz.?

 

Onbegrip

Het is dus niet verwonderlijk als je als vrouw bijvoorbeeld opeens weer last krijgt van iets wat in het verleden heeft plaatsgevonden, zoals seksueel misbruik. Opeens ontstaat er ruimte om dit trauma te verwerken of om dat laatste stukje dat je nog bij je hebt toch nog aan te pakken. Soms geven vrouwen ook letterlijk toe dat zij nu eens aan de beurt zijn in plaats van de ander. Dit kan voor de omgeving ook wel op onbegrip stuiten. Door de veranderingen.

 

Bakerpraatjes

Een specifieke doelgroep waarbij we vaak vergeten dat ook zij in de overgang kunnen komen zijn de vrouwen met een verstandelijke beperking. Deze groep wordt vaak vergeten en onbegrepen. Over vrouwen met een verstandelijke beperking in de overgang bestaan verschillende ideeën. Vaak slikken deze vrouwen een anticonceptiepil of krijgen ze de prikpil en dan heerst het beeld dat zij geen klachten kunnen hebben van de overgang. Maar dat is een bakerpraatje. Vrouwen met een verstandelijke beperking kunnen wel degelijk last hebben van de overgang. Voor deze vrouwen kan het juist extra stress opleveren omdat zij het niet snappen of omdat ze er geen uitleg over gehad hebben.

 

Antidepressiva

Zo ook bij een vrouw van 50 jaar met een matig verstandelijke beperking. Zij had veel klachten en met name klachten die met haar stemming te maken te maken hadden. Ze sliep slecht, was humeurig en op sommige momenten verbaal en fysiek erg agressief naar haar medebewoners en begeleiders. Men maakte zich ernstig zorgen om haar. Ze stonden op het punt om haar antidepressiva te gaan geven. Gelukkig sprak toevallig een begeleider ons aan. Toen bleek dat ze 50 jaar was, vroegen wij of er al aan de overgang gedacht was. Ze is onderzocht, ze heeft vitamineondersteuning gekregen, uitleg over de overgang gekregen en haar leefstijl wat aangepast. Haar klachten verdwenen voor een groot deel en over wat overbleef sprak ze met de begeleiders. Deze mevrouw hoefde dus niet aan de antidepressiva wat erg prettig voor haar was.

 

ASS

Of een ander voorbeeld: een mevrouw met een licht verstandelijke beperking en ASS (Autisme Spectrum Stoornis). Zij kreeg vooral ’s nachts veel opvliegers en raakte daarvan behoorlijk in paniek. Ze besprak dit met haar begeleider, maar die dacht niet gelijk aan de overgang dus er werden allerlei onderzoeken gedaan en ook bij haar was de uitkomst dat ze antidepressiva zou moeten slikken. Gelukkig was er een invaller die zelf volop in de overgang zat. Zij gaf aan dat het misschien de overgang zou kunnen zijn. De mevrouw had nog nooit van de overgang gehoord. Toen ze hoorde dat het erbij hoorde en dat haar lijf zo raar deed vanwege de hormonen, werd ze rustiger. Er is een oplossing gezocht voor het nachtelijk zweten en deze mevrouw hoefde dus niet aan de antidepressiva. We weten dat mensen met ASS slecht tegen veranderingen kunnen en zeker niet tegen veranderingen in hun lijf. Het is daarom van belang om hier tijdig informatie over te geven en niet wanneer iemand al in de overgang is. Er is informatie op de markt over de overgang bij mensen met een verstandelijke beperking, kijk maar eens bij Fabriek69 op de website of bij Care for Women Doorn.

Down

De leeftijd in combinatie met de ernst van de verstandelijke beperking en sommige syndromen, denk bijvoorbeeld aan het Syndroom van Down, hebben invloed op de overgang. Deze groep vrouwen komt dus al eerder in de overgang dan de gemiddelde vrouw. Dus niet rond het 50ste levensjaar, maar zo’n 10 tot 15 jaar eerder. Het is dus goed om aan de overgang te denken en hier tijdig informatie over te geven. Deze informatie is nodig om te geven aan begeleiders, maar ook aan cliënten zelf en hun familie. Het komt nog te vaak voor dat cliënten afhankelijk zijn van een begeleider die toevallig zelf in de overgang is en dan denkt: ‘maar misschien is mijn cliënt dat ook wel’. Je zult maar net een jong team treffen als cliënt, dan mis je de boot. De afhankelijkheid in de zorg rondom dit thema moet niet afhangen van een begeleider of arts die dit thema toevallig omarmt of eraan denkt, maar moet standaard in de begeleiding zitten van mensen met een verstandelijke beperking.

 

Herbeleving

En net als bij vrouwen zonder beperking kunnen ook deze vrouwen herbelevingen krijgen van in het verleden opgelopen trauma. Denk hierbij aan bijvoorbeeld seksueel geweld. Mensen met een verstandelijke beperking kunnen nare ervaringen minder goed dragen of daar ander gedrag tegenover zetten, zodat zij het beter kunnen dragen. Dus ook hier is het van belang om daar alert op te zijn. Angst en herbelevingen kunnen in deze fase een rol gaan spelen, omdat emoties heftiger binnen kunnen komen door de schommelingen van de hormonen. Durf dus aan de overgang en onverwerkt trauma te denken bij deze specifieke groep vrouwen. Ervaring leert ons dat informatie geven over de overgang, echt helpt bij goed doorkomen ervan.

 

AVG

Wij spreken ook regelmatig artsen of AVG- artsen (Arts Verstandelijk Gehandicapten) en ook zij missen soms behoorlijk wat informatie. Zeker als het gaat om de informatie over de overgang en wat zou kunnen helpen of ondersteunend zou kunnen zijn om deze fase in het leven van vrouwen met een verstandelijke beperking aangenamer te kunnen laten verlopen. Wij zeggen dan ook vaak dat men zich moet laten informeren door een hormoon specialist die ervaring heeft met vrouwen met een verstandelijke beperking.

Tips algemeen:

  • Steek altijd in op een gezonde leefstijl en zorg voor goede slaaphygiëne
  • Consulteer een hormoon specialist van bijvoorbeeld Care for Women

Tips bij vrouwen met verstandelijke beperking:

  • Herhaal informatie over de overgang regelmatig met cliënten
  • Schaf het boekje de overgang voor cliënten met verstandelijke beperking aan. Hier te krijgen.

Door Anja van Woerdekom Christel van der Horst, Fabriek69 en Vlam Magazine

Illustraties door: Proud2bfem (Randy Konijnenberg)

“Personen die naar beeldmateriaal van seksueel misbruik van minderjarigen kijken zijn vaak zelf nog jong. Stop it Now, een hulplijn voor personen met seksuele gevoelens en/of gedrag richting minderjarigen, ziet al jaren dat een groot deel van de personen die contact opnemen in de leeftijdscategorie ‘tot en met 25 jaar’ valt. De Nationaal Rapporteur ziet ook dat jongeren een groot deel vormen van de daders van seksueel kindermisbruik. Personen die hands-off delicten plegen, zoals het bezitten en/of verspreiden van beeldmateriaal van seksueel misbruik van minderjarigen, zijn in bijna een derde van de gevallen minderjarig. Uit een onderzoek naar kijkers van beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik op het Darkweb blijkt dat 65 procent van de respondenten minderjarig was toen ze voor het eerst in aanraking kwamen met het materiaal”.

 

Deze cijfers zijn zorgwekkend. Ze tonen aan dat personen al op jonge leeftijd seksueel grensoverschrijdend gedrag kunnen vertonen. Naast de kans dat de plegers hierdoor al op jonge leeftijd met justitie in aanraking komen, heeft dit gedrag ook invloed op de seksuele ontwikkeling van deze jongeren. Het is belangrijk dat er aandacht is voor deze jonge plegers en wat hen motiveert tot het vertonen van delictgedrag. Een gedegen aanpak voor de preventie van seksueel kindermisbruik begint bij de (potentiële) pleger.

Danny (16) kijkt bijna dagelijks naar porno. Hij kijkt voornamelijk naar vrouwen in de categorie ‘teens’. Dit doet hij al jaren, maar de laatste tijd raakt hij minder opgewonden van de filmpjes die hij bekijkt. Hij spendeert meer tijd aan het zoeken naar nieuwe filmpjes en bekijkt ook steeds extremere beelden. Hij komt online een filmpje tegen van een meisje dat niet ouder dan 12 jaar lijkt te zijn. Hij wil het niet bekijken, maar voelt tegelijk de spanning toenemen. Dat het niet mag, maakt het alleen maar spannender. Zo gaat het steeds een stapje verder. Danny voelt dat hij de controle verliest over zijn kijkgedrag en schaamt zich hiervoor. Hij wilt ermee stoppen, maar hoe?

 

Risico’s van online experimenteren

De online wereld speelt een belangrijke rol in de seksuele ontwikkeling van jongeren. Zo is sexting (het versturen van seksueel getinte berichten, foto’s of filmpjes van jezelf via je mobiel of tablet) voor sommige jongeren een manier om te experimenteren met seksueel gedrag, bijvoorbeeld in een romantische relatie. Ook is het kijken naar porno voor veel jongeren een manier om seksualiteit te ontdekken en seksuele opwinding te ervaren. Jongeren geven aan dat ze van porno kunnen leren over seksualiteit en hun seksuele identiteit. Al kan porno ook zorgen voor een onjuiste of onrealistische beeldvorming van seksualiteit. Onderzoek toont aan dat het kijken naar porno kan zorgen voor vrouwonvriendelijke attitudes en stereotype opvattingen over mannen en vrouwen. Het kijken naar porno is mogelijk ook gerelateerd aan risicovol of seksueel grensoverschrijdend gedrag, al zijn er tegenstrijdige bevindingen wat betreft de link tussen porno en seksuele agressie. Deze link is mogelijk groter bij het kijken naar gewelddadige porno. Voorlichting aan jongeren over porno kan deze mogelijke ongewenste effecten verminderen. Sommige jongeren beginnen al op jonge leeftijd met het kijken naar porno, wat een effect kan hebben op hun pornogebruik op latere leeftijd. Een onderzoek laat zien dat personen die kijken naar illegale porno (met kinderen en/of dieren) vaker op jonge leeftijd zijn begonnen met het kijken naar volwassen porno. Indien er geen goede voorlichting is, kan het kijken naar porno op jonge leeftijd dus risico’s met zich meebrengen.

 

Escalatie in pornokijkgedrag

Een onderzoek van Stop it Now en de Nationaal Rapporteur naar jonge (potentiële) plegers van seksueel kindermisbruik die contact opnemen met Stop it Now laat zien dat er verschillende aanleidingen zijn voor het delictgedrag van jonge plegers. Sommige jongeren komen erachter dat ze gevoelens hebben voor kinderen, wat een rol speelt in het zoeken naar beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik. Echter, er is een grote groep plegers die aangeeft geen seksuele voorkeur voor minderjarigen te hebben. Deze jongeren vertellen bijvoorbeeld nieuwsgierig te zijn of op zoek te zijn naar spanning. Een belangrijk thema dat veel terugkomt is dat jonge plegers risicovol kijkgedrag vertonen of een escalatie ervaren in het porno kijken. Met risicovol kijkgedrag wordt bedoeld dat jongeren naar porno zoeken in een grijs gebied dat wettelijk gezien legaal is. Een escalatie wordt beschreven als jongeren door herhaalde blootstelling aan pornografisch beeldmateriaal steeds extremere beelden zijn gaan bekijken om dezelfde mate van opwinding te ervaren. Deze jongeren zijn dus niet doelbewust op zoek naar beelden van minderjarigen, maar komen er door deze escalatie wel mee in aanraking en blijven het vervolgens kijken. In sommige gevallen benoemen de jongeren ook een uit de hand gelopen pornoverslaving.

Een escalatie, die soms voortkomt uit een pornoverslaving, begint bij de overvloed aan seksuele beelden op pornografische websites, wat bij sommige personen kan zorgen voor een ongevoeligheid voor deze beelden. De hersenen reageren minder sterk op herhaalde blootstelling aan het materiaal waardoor er minder seksuele opwinding wordt ervaren. Je kunt het vergelijken met een verslaving waarbij iemand steeds meer van iets nodig heeft om hetzelfde effect te ervaren. Personen zullen dan op zoek gaan naar extremere beelden om dezelfde mate van opwinding te ervaren. Onze hersenen worden namelijk sterker geprikkeld door iets wat nieuw of spannend is. En het internet heeft genoeg van deze beelden tot zijn beschikking. Hierdoor bestaat het risico dat jongeren door hun zoektocht naar nieuwe en spannende beelden onbedoeld in aanraking komen met extreem en soms ook strafbaar materiaal. Voor sommige personen kan dit ervoor zorgen dat ze opwinding ervaren en vaker op zoek gaan naar deze spanning. Ook het feit dat het illegaal is, kan juist zorgen voor een extra kick. Hierdoor kunnen ze terechtkomen in een neerwaartse spiraal, wat je ook terugziet in de casus van Danny. Op deze manier kunnen jonge personen dus verstrikt raken in het kijken naar beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik.

Yannick (15) traint elke dinsdagavond bij zijn sportvereniging. Hij heeft leuk contact met de meiden uit het jeugdteam die ook op deze avond trainen. Een van de meiden is Misa (11). Ze is vrolijk en spontaan, en komt na afloop van de training vaak met hem kletsen. Yannick moet de laatste tijd vaker aan haar denken en merkt dat hij gevoelens voor haar krijgt. Hij vindt haar erg mooi en begint ook over haar te fantaseren. Door haar jonge leeftijd raakt hij in paniek van deze gevoelens. Hij begint zich af te vragen of hij een pedofiele voorkeur heeft. Hij durft met niemand over zijn gevoelens te praten.

 

Seksuele voorkeur

Een seksuele voorkeur is een blijvende seksuele en/of romantische aantrekking, die betrekking kan hebben op personen, objecten of handelingen. Zo kan iemand een seksuele voorkeur hebben voor een geslacht (bijvoorbeeld man of vrouw), personen van een bepaalde leeftijd (bijvoorbeeld kinderen), of een activiteit (bijvoorbeeld BDSM). En vaak is het een combinatie van bovenstaande: zo kan iemand een voorkeur hebben voor volwassen vrouwen. Een seksuele voorkeur is dus eigenlijk een breed begrip en kan bestaan uit het ervaren van seksuele gedachten of fantasieën, seksuele opwinding en seksueel gedrag.

Een seksuele voorkeur ontwikkelt zich tijdens de puberteit. Tijdens deze fase ontdekken jongeren hun seksuele gevoelens en seksuele identiteit. Seksuele gevoelens kunnen ook verwarrend zijn tijdens deze seksuele ontwikkeling, zoals in de casus van Yannick. Iemand kan er bijvoorbeeld achter komen een aantrekking te ervaren voor jonge kinderen. Vaak kunnen er pas uitspraken worden gedaan over pedofilie als iemand zelf volwassen is. Dan is iemand verder in de seksuele ontwikkeling en is de seksuele voorkeur meer stabiel.

Daarnaast gaat pedofilie over een seksuele voorkeur voor kinderen die nog geen secundaire geslachtskenmerken zoals haargroei en borstontwikkeling vertonen. Meestal zijn dit kinderen jonger dan 13 jaar. Naast seksuele gevoelens zijn er ook vaak romantische gevoelens aanwezig. Voorts ervaren veel personen die zich aangetrokken voelen tot kinderen ook een aantrekking tot volwassenen. We spreken van hebefilie als iemand zich seksueel aangetrokken voelt tot minderjarigen met beginnende maar nog niet volledig ontwikkelde secundaire geslachtskenmerken. Ook kan een groot deel van de mannen een aantrekking ervaren tot minderjarige meiden tussen de 16 en 18 jaar. Dit betekent echter niet dat het gaat over een voorkeur voor deze leeftijdsgroep. Een seksuele interesse voor jonge vrouwen die zich lichamelijk grotendeels hebben ontwikkeld is biologisch gezien normaal.

 

Blijvende aantrekking

Het is niet bekend hoe seksuele gevoelens voor kinderen zich ontwikkelen, maar mogelijk zijn hier verschillende biologische, psychologische en sociologische factoren bij betrokken. Er kan een biologische aanleg of gevoeligheid zijn die zich door bepaalde ervaringen tijdens de jeugd verder ontwikkelt richting een voorkeur. Dit is dus voor iedereen anders. Ondanks dat pedofilie kan voorkomen in zowel mannen als vrouwen zijn de meeste personen met deze voorkeur man. Volgens internationaal onderzoek heeft ongeveer 1-3 procent van de mannen gevoelens voor minderjarigen. In Nederland zijn dit ongeveer tussen de 85.000 en 255.000 mannen. Veel personen met een seksuele voorkeur voor kinderen komen er in de puberteit achter dat de aantrekking die zij ervaren niet met hun eigen leeftijd mee ontwikkelt: ze worden ouder en merken dat ze zich nog steeds aangetrokken voelen tot jongere kinderen. Vaak is dit een eenzame realisatie: veel van deze jongeren ervaren een grote drempel om hun gevoelens met iemand te delen. Ze zijn bang voor oordelen en onbegrip, en de schaamte is groot. Vaak weten deze jongeren ook niet dat er hulp beschikbaar is.

Wel is het goed om te bedenken dat tijdens de seksuele ontwikkeling de seksuele interesses nog kunnen veranderen of verder tot uiting kunnen komen. Het is nog geen vaststaand gegeven. Het is dus ook belangrijk om tijdens deze seksuele ontwikkeling geen overhaaste conclusies te trekken. Daarnaast is het hebben van gevoelens voor iemand die een paar jaar jonger is ook normaal. Indien er wel sprake is van een seksuele voorkeur voor kinderen is het belangrijk dat deze persoon de ruimte voelt om hierover te praten, en ondersteuning kan krijgen indien nodig. Het leren accepteren van en het omgaan met deze gevoelens kan zwaar zijn, en het beeld in de maatschappij heeft hierop een grote invloed.

 

Misvatting

Pedofilie wordt in de maatschappij vaak onterecht gelijkgesteld aan seksueel kindermisbruik. Pedofilie gaat enkel over het hebben van een seksuele voorkeur voor kinderen, seksueel kindermisbruik is het plegen van seksuele handelingen met minderjarigen. Het hebben van een seksuele voorkeur voor minderjarigen is niet strafbaar, het verrichten van seksuele handelingen met minderjarigen wel. De meeste mensen met deze gevoelens hebben geen enkele intentie om misbruik te plegen met een kind. Fantasieën en gedrag hoeven dus niet samen te vallen. Daarnaast zijn veel plegers van seksueel kindermisbruik niet pedofiel. Uit onderzoek blijkt dat in Nederland slechts 20 procent van het seksueel kindermisbruik wordt gepleegd door daders met een afwijkende seksuele voorkeur, waaronder pedofilie. Ook bij Stop it Now zien we dat 1 op de 5 plegers van (online) seksueel kindermisbruik aangeven seksuele gevoelens voor minderjarigen te ervaren. Het merendeel vertoont dus strafbaar seksueel gedrag vanuit andere motieven.

 

Stigma

Er heerst een groot stigma op personen die seksuele gevoelens voor minderjarigen ervaren en personen die zedendelicten plegen. Mensen voelen veel boosheid en walging ten aanzien van deze groep. In de samenleving heerst het idee dat deze personen geen controle hebben over hun gedrag en daardoor gevaarlijk zijn. Door stereotype beelden in de media wordt bijvoorbeeld gedacht dat alle pedofielen seksueel kindermisbruik plegen. Deze negatieve opvattingen hebben ook een effect op de personen die hiermee worstelen. Stigma zorgt namelijk voor negatieve gevoelens zoals depressie, angsten, schaamte en eenzaamheid. Ook kampt deze groep vaak met suïcidale gedachten. Daarnaast kan er internalisatie plaatsvinden van het stigma, ook wel zelfstigmatisering genoemd. Dit betekent dat personen de negatieve opvattingen en stereotypen gaan toepassen op zichzelf. Dit zorgt er ook voor dat personen sociaal geïsoleerd raken omdat ze het gevoel hebben dat ze er alleen voor staan en bij niemand terechtkunnen met hun probleem, waardoor ze geen hulp durven te vragen. De effecten op het psychisch welzijn in combinatie met sociale isolatie en de grote drempel om hulp te zoeken kan mogelijk het risico op het plegen van seksueel kindermisbruik vergroten.

Van personen die naar beeldmateriaal van seksueel misbruik van minderjarigen kijken wordt ook vaak gedacht dat ze pedofiel zijn. En ook denken mensen vaak dat deze groep over zal gaan tot het plegen van fysiek seksueel misbruik, terwijl dit meestal niet het geval is. Personen die kijken naar dergelijk beeldmateriaal zijn bang voor de oordelen en reacties van anderen. Ze durven geen hulp te zoeken omdat ze bijvoorbeeld bang zijn dat een zorgprofessional de politie inschakelt. Ook zijn ze bang dat hun omgeving erachter komt en dat ze hun familie, vrienden, baan of huis zullen verliezen. Dit maakt de drempel om hulp te zoeken ontzettend groot. Door deze hoge drempel, mede veroorzaakt door het stigma in de samenleving, krijgen veel personen niet de hulp die ze nodig hebben. Stigma staat dus niet alleen preventie in de weg, het kan er ook voor zorgen dat misbruik blijft voortbestaan.

 

Schuld en schaamte

Het onderzoek van Stop it Now met de Nationaal Rapporteur naar jonge (potentiële) plegers van seksueel kindermisbruik laat ook zien dat er bij deze groep vaak sprake is van psychische problematiek. Deze jongeren voelen zich depressief of ervaren andere psychische klachten die gerelateerd zijn aan autisme, dwang of verslaving. Ook geven sommige jongeren aan dat zij suïcidale gedachten hebben. Het delictgedrag zelf zorgt bij deze jongeren vaak voor gevoelens van schuld en schaamte. Verder zijn er angsten voor de gevolgen van hun gedrag, zoals negatieve reacties uit hun omgeving of de angst om opgepakt te worden door de politie. Deze gevoelens maken de drempel om hulp te zoeken groot. Toch geven deze jongeren wel aan behoefte te hebben aan hulp.

 

Het belang van preventie

Het is belangrijk dat personen die worstelen met hun gevoelens en/of gedrag naar minderjarigen over hun zorgen kunnen praten. En dat ze hulp kunnen krijgen voordat er een grens wordt overgegaan. Aangezien er op jonge leeftijd al risico’s bestaan om seksueel grensoverschrijdend gedrag te plegen, is het van belang om de preventie ook te richten op jongeren. Om effectief preventie te kunnen toepassen, moet er laagdrempelige hulp beschikbaar zijn die goed aansluit bij deze groep. Jongeren moeten een veilige omgeving hebben om hun problemen te bespreken. Dat deze behoefte er is, blijkt ook uit het onderzoek naar jonge plegers van seksueel kindermisbruik die contact opnemen met Stop it Now. De jonge (potentiële) plegers stellen vragen over de strafbaarheid van (online) seksueel gedrag en hoe ze veilig porno kunnen kijken zonder het risico te lopen om de grens over te gaan. Dit benadrukt het belang van goede kennis en voorlichting voor jongeren over hoe ze veilig online hun seksualiteit kunnen ontdekken.

 

Conclusie

Tijdens de seksuele ontwikkeling kunnen jongeren erachter komen dat ze gevoelens hebben die anders zijn dan de gevoelens van hun leeftijdsgenoten. Het kan bijvoorbeeld zijn dat hun aantrekking niet mee ontwikkelt met hun eigen leeftijd. Ook kunnen ze online verstrikt raken in het kijken van strafbaar beeldmateriaal, doordat ze bijvoorbeeld in een neerwaartse spiraal terechtkomen door hun zoektocht naar nieuwe en spannende beelden. Als dit gebeurt, is het belangrijk dat deze jongeren aan de bel kunnen trekken en dat ze hun gevoelens of gedrag bespreekbaar kunnen maken. Alleen op deze manier kan er vroegtijdig worden ingegrepen en kunnen deze jongeren hulp krijgen. Dit is niet alleen belangrijk voor de ontwikkeling van deze jongeren en hun toekomst: dit draagt ook bij aan de preventie van seksueel kindermisbruik.

 

Door Kelly van der Heuvel, Stop it Now, Fabriek69 en Vlam Magazine

Illustraties door: Roderique Arisiaman