22 januari is het Grote 9tot5 taboe jarig. Hét management boek over het succesvol borgen en implementeren van beleid en visie over seksuele vorming en voorlichting voor onderwijs, zorg en welzijn. Een jaar geleden publiceerden onze collega’s Christel van der Horst en Jeroen Hindriks van Fabriek69 hun boek op basis van hun ervaringen en kennis.

Nu gaan we met onze collega’s in gesprek om het te hebben over:
* Hoe kijken ze terug op dit jaar na de publicatie?
* Wat hebben ze gemerkt van de impact van het boek?
* Zijn er dingen die ze, met de wijsheid van een jaar erbij, nog toe zouden voegen?
* En natuurlijk blikken we ook vooruit op de komende jaren!

Luister hier deze nieuwe feestelijke aflevering!

 

Een nieuw podcast seizoen gaat van start!

Met de overgang naar het nieuwe jaar is het hoog tijd eens te spreken over de overgang voor vrouwen. En wel specifiek voor vrouwen met een verstandelijke beperking.

Hoewel er de laatste tijd steeds vaker over de overgang gesproken wordt en werkgevers er meer en meer van bewust worden van de impact op de werkvloer is er voor een grote groep vrouwen in Nederland nog maar weinig aandacht. Vrouwen met een verstandelijke beperking en hun begeleiders hebben nog weinig kennis en informatie op dit gebied.

Met onder andere deze podcast willen we daar graag verandering in brengen.
Wat is er nodig voor deze vrouwen?
Welke mythes beïnvloeden de positie en ontwikkeling van deze vrouwen.

In deze podcast spreekt Christel van Fabriek69 met Anja van Woerdekom, specialist in hormonen in combinatie met een verstandelijke beperking. Anja is eigenaar van Care for Women in Doorn.

In deze aflevering wordt verwezen naar het boekje “Overgang”. Deze is verkrijgbaar via onze site: https://www.fabriek69.nl/product/vrouwen-informatie-overgang-verstandelijke-beperking-tips-begeleiders-verwanten/

 

Nu de feestdagen in aantocht zijn, kom je best veel mensen tegen die je al een tijdje niet hebt gezien: je spreekt je collega’s van een andere afdeling tijdens de kerstborrel en ver weg wonende familieleden schuiven aan met Kerst. En dan wordt er vaak geknuffeld en gezoend – en men verwacht dat jij daar gezellig aan meedoet. Maar hoe weet je eigenlijk wie je een hand kunt geven en wie een zoen of een knuffel? Dat is niet altijd duidelijk, waardoor je je soms ongemakkelijk voelt.

Wat zijn de (ongeschreven) regels?

Bij een nieuwjaarsreceptie of kerstfeest kom je vaak in situaties terecht waarin je moet kiezen: geef je die ene collega een hand of een zoen op de wang? Die tante een knuffel en die oom misschien drie zoenen?

Er zijn geen vaststaande regels, en iedereen denkt er anders over. Bovendien is elke situatie weer anders. Soms zijn deze omgangsvormen (hoe gaan ‘we’ met elkaar om op het werk of in de familie) cultureel bepaald en ongeschreven regels (lees: verwachtingen) geworden. Sommige mensen bepalen zelf wel of ze iemand willen zoenen of het liever bij een uitgestoken hand houden, maar dat is niet in iedere situatie zo eenvoudig en vanzelfsprekend als je je realiseert hoeveel onuitgesproken omgangsvormen er bestaan.

Hoe zit het met cliënten en leerlingen?

In de zorg en in het onderwijs besteden we aandacht aan omgangsvormen en grenzen. Ook de bekende ‘Fijne feestdagen!’-wens hoort daar wat ons betreft bij. Je leert cliënten en leerlingen bijvoorbeeld dat je niet iedereen zomaar een zoen of een knuffel geeft: als het om mensen gaat die je (nog) niet goed kent, is het vaak beter om een hand te geven. Ook is het belangrijk om aan te leren dat je mag aangeven wat je wel én niet prettig vindt. De boodschap: je mag gerust nee zeggen als je niet geknuffeld of gezoend wilt worden.

‘Zo gezegd’ is helaas vaak niet ‘zo gedaan’. Het in de praktijk brengen van deze boodschap kan nog knap lastig zijn. Daarom is het goed om hierover te praten, zeker nu de feestdagen eraan komen.

Praat er samen over 

Onze tip voor jou: bespreek met je cliënten en leerlingen niet alleen het kerstmenu, de oliebollen en eventuele vakantieplannen, maar ook hoe zij kunnen aangeven welke begroetingsvormen ze wel en niet prettig vinden. Bijvoorbeeld:

– Hoe zeg je tegen de oom met wie je niet heel close bent dat je geen zoen wilt maar hem liever een hand geeft?

– Waarom is het óók oké als je mensen alleen een hand wilt geven?

Praat samen met ouders, begeleiders, cliënten en leerlingen over wat prettig en veilig voelt. Zo zorgen we ervoor dat iedereen zich goed voelt tijdens de feestdagen.

 

Wij wensen iedereen een fijne kerst en een gelukkig nieuwjaar! 🎄

Artikel van Christel van der Horst 

 

 

Onderwijsvrijheid is een groot goed in Nederland. Helaas zijn er momenteel debatten in de Tweede Kamer met betrekking tot bezuinigingen in het onderwijs.

In het heden en verleden is er voortdurend strijd gevoerd over het recht op onderwijs. Wat opvalt is dat het zwaartepunt in de discussie ligt bij de ‘vrijheden van richting en inrichting’. Het gaat grofweg over ouders die recht hebben om eigen scholen te stichten, of over het recht van schoolbesturen om zelf de pedagogisch-didactische invulling van de school te bepalen. Het perspectief van het individuele kind blijft doorgaans onderbelicht. Terwijl ieder kind recht heeft op onderwijs en ontwikkeling, dus ook seksuele ontwikkeling? Onze zorg is in het huidige debat dat thema’s van seksuele voorlichting en vorming uit het onderwijs verdwijnen.

In deze podcast gaan Christel en Kaj in gesprek over deze vraag, specifiek tegen de achtergrond van de actuele politieke en maatschappelijke discussie over seksuele voorlichting in het onderwijs.

Voor meer achtergrondinformatie verwijzen we je naar het artikel wat Kaj geschreven heeft: https://www.fabriek69.nl/ieder-kind-heeft-recht-op-seksuele-ontwikkeling/

 

Weet je het? Of denk je dat je het weet? 

De vraag stellen is hem beantwoorden, zo blijkt vaak in onze trainingen. Uit het recente onderzoek van I&O research in opdracht van het ministerie van OC&W blijkt dat ook maar weer. Slechts 15% van de respondenten in primair en voortgezet onderwijs lijkt de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling precies te kennen. Terwijl in driekwart van de respondenten wel zeggen hem toe te passen in hun organisatie.

Tegenstrijdige cijfers
Het zijn tegenstrijdige cijfers, maar ze verbazen ons niet. In de trainingen gaan we aan de slag met de stappen van de Meldcode. Daaruit blijkt dat het heel helpend is om te ervaren hoe het is de Meldcode, met al haar stappen, daadwerkelijk toe te passen. Meer dan eens wordt de Meldcode namelijk ingezet om te kijken of er gemeld moet worden. Een insteek die belemmerend werkt en ook handelingsverlegenheid in de hand werkt. En die ook aantoont dat het noodzakelijk is de stappen van de Meldcode wél precies te kennen.

Vertrouwensrelatie 
De vertrouwensrelatie staat vaak op het spel als men denkt dat het doel van de Meldcode is om te melden. Dit is een grote barrière om te signaleren en gesprekken aan te gaan over zorgen. Dus al voordat de Meldcode erbij gepakt wordt in het werkproces stagneert het proces. Het is helpend om te ervaren hoe de stappen precies werken, en dat melden niet het doel is, omdat dan juist de vertrouwensrelatie versterkt kan worden tussen kind en leerkracht, ouders en de school. Juist omdat leerkrachten vaak denken dat het bespreekbaar maken van signalen deze band verbreekt, neigen zij naar het werken achter de rug om van ouders. In het onderzoek (lees het gehele onderzoek hier), wordt zelfs de optie anoniem melden als oplossing genoemd. Als er iets is wat een vertrouwensrelatie kan schaden, dan is het juist het vermijden van het contact en openheid.

Maak er werk van! 

Wij moedigen het onderwijs, en dan in het bijzonder het voortgezet onderwijs, aan hier meer werk van te maken (want daar lijken de cijfers nog lager). En nodigen hen uit om bijvoorbeeld deel te nemen aan onze webinars tijdens de week tegen kindermishandeling. Want meer kennis over de Meldcode als tool om signalen serieus te nemen, kan wel een verschil maken omdat je meer vertrouwen krijgt in de professionele handelen en weloverwogen besluiten kunt nemen wat het beste is in het belang van het kind!

Maandag 18 november: kindermishandeling en huiselijk geweld bij het jonge kind om 10.00 uur

of

Dinsdag 19 november: Voldoet onze Meldcode aan de wettelijke eisen? ook om 10.00 uur.

Meer informatie op onze website: fabriek69.nl/agenda

Peter Leusink is huisarts en seksuoloog NVVS en ziet in zijn werk (jonge) mannen worstelen met hun seksualiteit. Dit komt voort uit vaste denkbeelden over mannelijke en vrouwelijke seksualiteit. Mythes dat mannen altijd zin in seks horen te hebben wil hij graag de wereld uit. In aanloop naar zijn masterclass in 2025 bij Fabriek69 vertelt hij waarom.

Peter Leusink ziet een toename in erectieproblemen bij jonge mannen. Niet door gezondheidsredenen, maar door het feit dat mannen te maken hebben met prestatiedrang. “Dit komt onder andere door de bekende mythe: ‘mannen hebben altijd zin in seks’. Alsof mannen altijd paraat staan en zich er altijd prettig bij voelen om te initiëren.” Volgens Leusink is in heteronormatieve relaties een beeld ontstaan dat mannen altijd zin horen te hebben. Zin in seks komt niet zomaar uit de lucht vallen, ook niet bij mannen. Toch heerst er een beeld dat ze moeten presteren, dat ze bijvoorbeeld moeten laten zien hoe snel ze een erectie krijgen. En dit werkt averechts.

“Laat ik voorop stellen dat dit niet alleen bij heterorelaties zo is, want ook in de homoseksuele scene heerst er een enorme prestatiedrang”, vertelt Leusink. “Zowel in heteronormatieve als in homoseksuele relaties heerst een verwachtingsmanagement. Je moet er goed uit zien en vooral goed kunnen presteren. Wanneer dat niet lukt, komen er twijfels.” Leusink ziet in zijn praktijk jonge mannen die enorm onzeker zijn over hun prestaties in de slaapkamer. Praten over deze onzekerheden is een groot taboe, dus schuiven ze het weg. “Ze uiten zich niet en grijpen naar porno, want daarmee lukt een erectie aanvankelijk snel en makkelijk, maar niet met hun partner. Hierdoor raken ze in een isolement. Ze verdwalen in hun eigen verwachtingen waardoor er een druk ontstaat dat het seksuele probleem verergert.”

Om dit te voorkomen vindt Leusink het des te belangrijker om hier aandacht aan te besteden. “In de hele emancipatie hebben vrouwen aandacht gevraagd voor hun seksualiteit. Heel terecht. Maar ook bij mannen is het nodig om over hun eigen seksualiteit te praten. Mannen denken dat er niets te emanciperen valt. Ze denken dat ze niets te verwerven hebben, maar ik denk wel degelijk dat mannen wat de verwerven hebben.” De mythe van de man die altijd zin heeft wil Leusink de wereld uit helpen. “De man die weet hoe alles moet en altijd penetratie gericht wil vrijen, raakt verwijderd van zichzelf en de ander omdat fluctuaties in eigen behoeften worden genegeerd.” . We zouden mannen kunnen helpen in hun seksualiteit en ze leren om zich hierover te uiten.” Het onthaasten van seks is volgens Leusink niet alleen voor de vrouw prettig, maar ook voor de man, alleen mist bij mannen de verbinding om het daarover met elkaar te hebben. “Mannen schamen zich om zich te uiten als het over seks gaat, maar zolang dit voort blijft bestaan, houden we de myte in stand.”

Leusink is ervan overtuigd dat zodra de echte verhalen van mannen worden gedeeld, we realiseren hoe het écht zit. “Dan horen we bijvoorbeeld dat mannen het óók fijn vinden om bemind te worden, genegenheid wensen en het fijn vinden dat de ander initiatief neemt.” Om dit te bereiken zou er meer gepraat kunnen worden over seks, ook onder mannen. Leusink vindt dat het initiatief bij hulpverleners ligt. “Van huisartsen tot hivconsulenten, begeleiders in jeugdhulpverlening tot psychologen – alle hulpverleners die dagelijks met (jonge) mannen omgaan hebben hier een bijdrage in. Ze kunnen leren om met mannen hierover in gesprek te gaan, door de stoere praat heen prikken en zich realiseren dat mannen ook gevoelens hebben en zich niet altijd thuis voelen in de normen die van hen worden verlangd als het gaat om seks en intimiteit.” Leusink hoopt dat docenten, trainers en preventiemedewerkers hierover in gesprek gaan met jongeren. Ook groepsgesprekken onder mannen kunnen helpen om herkenning te creëren. Zo haal je ze uit het isolement.

Tegen hulpverleners zegt Leusink: ga het gesprek aan en grijp niet naar de medicatie als dat niet strikt noodzakelijk is. Wanneer je pillen voorschrijft aan iemand die zonder lichamelijke reden geen erectie kan krijgen, geef je een signaal af dat iemand zijn prestatie moet verbeteren. Het is helpender als je de onderliggende laag weet te ontdekken waarom iemand worstelt met zijn seksualiteit. Is het eenzaamheid, schaamte, onwetendheid, druk? Stel de vraag: waarom lukt het niet om opgewonden te raken? Hoe kun je daar zelf zorg voor dragen zodat seks weer fijn is voor jou. Het is een enorm kwetsbaar en intiem onderwerp, maar het is een duurzame investering in de kwaliteit van leven als je hier aandacht aan besteedt.

 

Op 7 april 2025 tijdens de Masterclass Driedaagse: “Seksuele Gezondheid voor iedereen!” (Voor mensen met of zonder beperking) gaat Peter Leusink verder in op dit thema. Meer info over de Masterclass Driedaagse is HIER te vinden.

 

Geschreven door Sien Boonen  (Freelance journalist, researcher & redacteur)

 

In deze aflevering gaat Kirsten in gesprek met Ted Kloosterboer. Directeur van Stichting Praat. We hebben Ted uitgenodigd omdat Jeroen en Kirsten samen naar de theatervoorstelling ‘Waar geen woorden voor zijn’ van Stichting Praat zijn geweest en daarvan erg onder de indruk waren. De aanleiding om eens een goed gesprek te voeren met Ted over Stichting Praat en hun activiteiten. En dieper in te gaan op de totstandkoming van deze voorstelling die gaat over seksueel misbruik van een kind en de jarenlange gevolgen hiervan.

Hoor in deze aflevering waar de voorstelling precies over gaat en hoe deze door Stichting Praat begeleid wordt. En laat je inspireren om een Ome Dick of Tante Ger te zijn en het verschil te maken voor een kind.

Het was een zomerse middag toen mijn collega een telefoontje kreeg. De beller gaf aan op vakantie te zijn geweest in Frankrijk en tijdens de vakantie toch wel een heel nare situatie te hebben gezien. Een vader foeterde vrouw en kinderen constant uit. Daarbij kreeg één van de zoons een klap op het achterhoofd en werd aan kop en kont de tent in gestuurd. “Het ging allemaal wel heel hardhandig”. Omdat de beller geen contact had gehad met de medekampeerders wist hij alleen een voornaam. Dan was het voor ons als Veilig Thuis toch wel heel ingewikkeld om daar een actie op te ondernemen. ’Maar ik heb wel het kenteken genoteerd’ zei hij hoopvol. Helaas was het niet mogelijk om contact op te nemen met het betreffende gezin omdat het niet duidelijk was om wie het ging. Een enorme teleurstelling voor de beller. Maar ook voor ons. Want op dat moment konden we niet in gesprek om te kijken hoe het echt ging met het gezin.

Een situatie als deze zou je natuurlijk graag willen voorkomen. En ik denk ook dat het in veel van de situaties ook kan. Als je weet wat je kan doen en de stappen weet die je kan zetten is een begin gemaakt. Als je vervolgens ook echt in actie komt zou je zomaar eens een echt verschil kunnen maken.

Want ook in vakantietijd kan jij helpen om huiselijk geweld te stoppen.

De vakantieperiode is niet voor iedereen een periode van ontspanning en rust. Ook achter blije vakantiekiekjes kan een verhaal schuil gaan. Dat is een nare gedachte, maar huiselijk geweld neemt geen vrij in de vakantie. Sterker nog het kan ook zijn dat er geweld ontstaat.

Het voortdurend bij elkaar op de lip zitten, meer alcoholgebruik, geen contact met de gebruikelijke mensen. Geen rustpunt als de kinderen op school zitten. Veel hulpverleners en onderwijzers realiseren zich als de vakantie nadert maar al te goed dat hun leerlingen of cliënten het juist in de vakantieperiode zwaar hebben. Bij de hulpverlenende instanties merken ze vaak voor de vakantie een piek in het aantal hulpvragen en ook na de vakantie, als het normale leven weer op gang is gekomen is dat zichtbaar.

 

Elk moment dat je in actie komt is goed

Voor lang niet iedereen is het vanzelfsprekend dat je wat doet als je je erg zorgen maakt om iemand in je omgeving. Zorgen ontstaan vaak als er ineens een verandering plaatsvindt, je ziet een kind of een volwassene bijvoorbeeld ineens niet meer. Of je ziet dat er iets in het gedrag is veranderd. Als die situatie dan een tijdje weer hetzelfde blijft, dan kan het zijn dat je niet meer in actie komt en je ondertussen wel af en toe een knagend gevoel hebt wat er in je opkomt. Zou je dan toch niet nog iets moeten doen?

Welk moment je ook in actie komt, ieder moment zou een verschil kunnen maken. Natuurlijk is het van belang dat je dat zo snel mogelijk doet. De situaties zijn helaas vaak niet zo duidelijk dat je direct in actie gaat komen. Het is echter heel normaal dat je bezwaren voelt om dat te doen.

Niet ingrijpen voelt niet goed, maar wel ingrijpen kan ook niet goed voelen. Er is sprake van een duivels dilemma. Een dilemma is een signaal dat er ergens echt iets mis is, dus altijd een reden om het niet naast je neer te leggen. Zoek steun bij iemand of een organisatie die samen met jou een vervolg kan bepalen, ook in vakantietijd zijn instanties bereikbaar.

 

Kan je een gesprek aangaan? Doe het!

Wanneer je je zorgen maakt, kan een gesprek ook echt een verschil maken tussen zorgen blijven houden of wegnemen. Die persoonlijke ervaring heb ik een aantal jaar geleden gehad toen wij aan het kamperen waren met onze kinderen. Voor mij is kamperen echt het ultieme vakantiegevoel. Dat is mij met de paplepel ingegeven. Veel buiten zijn, weinig spullen nodig, spelen tot het donker begon te worden. Vrijheid! Dat kamperen ook gepaard gaat met ‘nieuwe buren’ werd ik mij deze zomer pas echt bewust. Ik zag zoveel om mij heen gebeuren en ook meer dan mij lief is. En dat was zeker niet alleen in positieve zin.

De ‘nieuwe buren’ die wij kregen waren namelijk ontzettend druk. Althans, hun kinderen. Die van mij kunnen ook druk zijn, maar direct werd mijn aandacht getrokken door het gedrag van hun zoontje. Die liep namelijk het speelveld op en sloeg het eerste de beste moment een schepje kapot van een ander kind. Ook sloeg hij direct zijn zusje, een paar jaar jonger, hard in het gezicht.

Tja… dan is het dus echt even op de handen zitten en kijken wat ouders doen. Voordat ik zelf in actie kom. De volgende ochtend werd ik echter al wreed uit mijn slaap gewekt. Zoonlief had het namelijk rond een uurtje of 6 op een krijsen gezet. Wat de ouders ook probeerden, hij bleef enorme hoeveelheden geluid produceren. Oefff…. zo je vakantie door moeten brengen. Ik had maar wat met ze te doen…

Het was wel duidelijk dat er met deze jongen wat aan de hand was. Contact maken ging lastig en hij was behoorlijk grenzeloos. Toch merkte ik bij hem wel enige begrenzing toen hij ook onze tent binnen wilde lopen en ik hem te kennen gaf dat hij eerst toestemming moest vragen aan mijn zoon om met zijn speelgoed te mogen spelen.

Waar bij mij direct alarmbellen afgingen door het gedrag van het zoontje, viel mij tegelijkertijd op dat de ouders ontzettende rust bleven houden. En na een paar dagen trad er verbetering op in het gedrag van het zoontje. Hij kende het terrein en de grenzen, hij maakte minder kabaal.

Ik vond het best lastig om te zien, maar vond het ook heel erg lastig om met hen daarover het gesprek aan te gaan. Toch heb ik de moed bij elkaar geraapt en heb hen aangesproken. Zij gaven aan dat zij, als jonge ouders, het enorm zwaar hadden. Hun zoon had op jonge leeftijd al meerdere diagnoses en zij zaten volop in de hulpverleningsmolen. De vakantie bleef voor hen echt een moment om het gestructureerde leven even achter zich te laten, maar zodra zij merkten dat hun zoon daar slecht op bleek te reageren, draaide zij hun standpunt daarover terug. Met het gewenste effect.

Ik vond het superstoer om te zien dat zij ervoor kozen wel naar een camping te gaan. Een plek waarvan zij wisten geconfronteerd te worden met enorme vooroordelen van de mensen om hen heen. Zij vertrouwden op hun eigen kunnen en dat pakte heel goed uit.

Een dilemma overwinnen heeft het mogelijk gemaakt een gesprek aan te gaan met deze ouders. Mijn zorgen waren weggenomen en zij voelden de oordelen wel die de andere mensen op de camping hadden. Ze vonden het fijn dat ik hen gewoon benaderd had. Als ik het gesprek niet aan was gegaan had ik met zorgen gezeten en zij met onrustige en prikkende ogen van mijn kant. Als je grote zorgen voelt kan je ze immers niet altijd onderdrukken. Gelukkig was het zo voor ons allemaal direct een veel ontspannender vakantie.

Maak jij je zorgen? Ook al ken je iemand niet en zie je iemand alleen op je vakantie adres? Huiselijk geweld neemt geen vakantie en jouw vakantie wordt een stuk fijner als je zorgen weg zijn genomen of als je iets hebt kunnen doen om het te stoppen. Ga een gesprek aan en als je niet weet hoe? Vraag advies. Het kan een verschil maken!

 

Tips om open het gesprek aan te gaan

  1. Stel geen waarom vragen: Vraag dus; hoe gaat het met jullie, ik zie dat jullie je handen vol hebben aan jullie zoon? In plaats van: Waarom pak je je zoon niet wat steviger aan?
  2. Geef geen ongevraagd advies: Een ongevraagd advies voelt als een impliciete boodschap dat je hoe iemand het nu aanpakt niet goed is. Vraag eerst wat ze zelf hebben geprobeerd om er mee om te gaan en hoe dat voor hen werkt.
  3. Stel open vragen en vat samen om na te gaan of je het goed begrepen hebt wat de ander aan jou vertelt. Dat nodigt uit tot doorpraten. De ander voelt dat je hem of haar serieus neemt.

 

Geschreven door Kirsten Regtop, (trainer, spreker en adviseur in de aanpak van huiselijk- en (ex-)partnergeweld bij Fabriek69)

 

Kirsten gaat in deze aflevering in gesprek met Sietske Dijkstra en Hameeda Lakho over professionele en persoonlijke moed in de aanpak van huiselijk geweld. Het is een cursus die in drievrouwschap in 2018 ontwikkeld is door Sietske, Hameeda en Kirsten.

Vanuit de driehoek; wetenschap en reflectie, ervaringsdeskundigheid en hulpverleningspraktijk reflecteren we in deze podcast op de verschillende betekenislagen van moed. Welke gedaanten moed kan hebben en waarom dit nodig is in de aanpak van huiselijk geweld.

Bekijk moedigemensen.nl voor meer informatie over dit aanbod.

AI gegenereerde afbeelding van kind voor schoolgebouw met grote mannen in pakken om het kind heen.

Op 16 mei presenteerden de PVV, NSC, VVD en BBB hun hoofdlijnenakkoord. Met deze plannen ‘gaat de zon weer schijnen in Nederland’, aldus PVV-leider Geert Wilders. Maar donkere wolken pakken zich samen boven ons land, vooral boven de onderwijssector. De onderwijsinvesteringen van het demissionaire kabinet worden afgebroken, terwijl het lerarentekort gigantisch is en het onderwijsniveau de afgelopen twintig jaar is gedaald. Gelukkig zal de conservatief-rechtse coalitie zich de komende jaren wél bemoeien met de invulling van het onderwijs. Onderwijsmethoden moeten voortaan ‘politiek neutraal’ zijn. Vooral de ‘relationele en seksuele voorlichting moet neutraal en beter toegesneden zijn op de leeftijd van leerlingen’. Dit impliceert dat de huidige seksuele voorlichting op scholen ondeugdelijk zou zijn. Deze discussie over politiek en onderwijs lijkt wat eigenaardig, maar is van oude datum. Er zijn in het verleden vaker disputen over onderwijsvrijheid gevoerd, veelal over de vraag wie zeggenschap heeft over de school als instituut. Opmerkelijk, want hoort de ontwikkeling van het individuele kind niet centraal te staan?

Onderwijsvrijheid

Het recht op onderwijs is vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet. De historische wortels van dit recht liggen in de negentiende en twintigste eeuw. Wie de geschiedenisboeken van de middelbare school erop naslaat zal lezen over de schoolstrijd, een conflict tussen christelijke en niet-christelijke groepen over de verhouding tussen openbaar (door de overheid verzorgd) en bijzonder onderwijs (uit particulier onderwijs ontsproten en doorgaans op levensbeschouwelijke basis gestoeld). Oftewel de strijd om volledige (financiële) gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs.

In 1917 kwam er door een grondwetsherziening een einde aan de schoolstrijd die het politieke leven in de tweede helft van de negentiende eeuw had beheerst: aan bijzonder onderwijs werden dezelfde financiële rechten toegekend als aan openbaar onderwijs. Deze ‘onderwijsvrede’ wordt vaak beschouwd als het definitieve einde van de schoolstrijd. De sterk ideologisch geladen strijd om de school werd echter niet beslecht maar als een Koude Oorlog voortgezet.

Voortgezette schoolstrijd

In de afgelopen drie decennia was de vrijheid van onderwijs regelmatig opnieuw onderwerp van politieke en maatschappelijke discussies. Rond de eeuwwisseling – en vooral na de aanslagen op 11 september 2001 – verhardde het politieke klimaat. Tegen deze achtergrond ontstond er een debat over de aanwezigheid van islamitische scholen in Nederland. De discussie situeerde zich op het snijvlak van de vrijheden van ‘stichting en richting’, het recht van particulieren/ouders om zelf een school te stichten met onderwijs dat overeenstemt met de eigen ideologische of godsdienstige opvattingen.

Ook de discriminatie van leraren en leerlingen met een homoseksuele leefwijze op reformatorische scholen is al jaren een steen des aanstoots. Om de zoveel tijd ontstaat er verontwaardiging als blijkt dat streng-gereformeerde scholen geen trek hebben in homoseksualiteit. De discussie gaat dan over de grenzen aan de vrijheden van ‘richting en inrichting’ van bijzondere scholen, bijvoorbeeld bij de toelating van leerlingen. Vier jaar geleden was er commotie rond een ‘anti-homoverklaring’ die een aantal streng-gereformeerde scholen door ouders liet ondertekenen. Arie Slob (CU), destijds minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs, zei eerst dat bijzondere scholen daar het recht toe hadden, maar nam onder druk van het parlement zijn woorden terug en stelde een onderzoek in naar de scholen. Sindsdien is er weinig veranderd, want in 2022 kwam aan het licht dat een aanzienlijk aantal reformatorische scholen homoseksuele relaties nog altijd openlijk afkeurt.

Tot op de dag van vandaag wordt onderwijsvrijheid bediscussieerd in politiek Den Haag. Er gaan steeds vaker geluiden op om de verankering van de vrijheid van onderwijs zoals die in de Grondwet is vastgelegd nog eens kritisch tegen het licht te houden. De christelijke partijen (CDA, CU en SGP) zijn van oudsher de belangrijkste steunpilaren van artikel 23. De Partij van de Arbeid (nu GroenLinks-PvdA) is weliswaar voorstander van het openbaar onderwijs, maar heeft alleen gepleit voor aanpassing en modernisering van het grondwetsartikel, nooit voor de afschaffing ervan. D66 kwam in 2022 met een initiatiefwetsvoorstel: het ‘individuele leerrecht’ dat alle kinderen in Nederland het recht op onderwijs moet geven. Het ‘belang van het kind’ speelt als rechtsbegrip een belangrijke rol in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) dat in 1995 door Nederland is geratificeerd en waarin het individuele recht op onderwijs is vastgelegd. D66 wil dat de uitgangspunten van het verdrag steviger worden verankerd in de huidige onderwijswetten.

Het individuele kind centraal

Cultuurpolitiek en onderwijs zijn een mijnenveld en geven met regelmaat aanleiding tot spanningen tussen politieke gemeenschappen. Een voorbeeld hiervan is de ‘Week van de Lentekriebels’, een nationale projectweek voor het speciaal- en basisonderwijs die elk voorjaar wordt georganiseerd door Rutgers in samenwerking met de regionale GGD’en. Deelnemende scholen geven een week lang les over relaties, intimiteit en seksualiteit. De Week leidt steevast tot flinke ophef: bezorgde ouders, conservatieve groepen en enkele politici beweren dat seksuele vorming op basisscholen schadelijk is voor kinderen. Het gevolg is polarisatie in politiek en samenleving, discussies aan talkshowtafels en stevige bedreigingen aan het adres van Rutgers.

De actuele discussie toont niet alleen de hardnekkigheid van de denktradities die hun oorsprong vinden in de schoolstrijd. Een reflectie op het verleden leert dat het zwaartepunt in het debat over onderwijsvrijheid ligt bij de vrijheden van ‘stichting, richting en inrichting’. Eerst, vooral in de negentiende en twintigste eeuw, ging het over het recht van ouders om scholen op te richten met een specifieke godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging. Later, in de eenentwintigste eeuw, ligt de discussie vooral op het snijvlak van de vrijheden van ‘richting en inrichting’, wat betekent dat het een school vrij staat om vanuit een religieuze of levensbeschouwelijke visie zelf de organisatorische en pedagogisch-didactische inrichting van het onderwijs te bepalen.

Het belang van het individuele kind wordt structureel vergeten: in de strijd rondom de school staat het kind doorgaans in de schaduw van ideologische groepsbelangen. Er is een andere, personalistische opvatting van onderwijsvrijheid nodig, die gaat over de mate waarin het individu zich kan verzekeren van onderwijs en ontwikkeling – dus ook de seksuele ontwikkeling. De World Association for Sexual Health (WAS) stelt dat seksuele rechten mensenrechten zijn. Ieder individu, dus ook een kind, heeft het recht op informatie: ‘Ieder mens zal via diverse bronnen toegang hebben tot wetenschappelijk correcte en begrijpelijke informatie met betrekking tot seksualiteit, seksuele gezondheid en seksuele rechten’ (art. 6).

Het is belangrijk dat seksuele voorlichting is gebaseerd op expertise en wetenschappelijke inzichten, anders ontstaat er een situatie waarin kinderen het recht op juiste informatie met betrekking tot seksualiteit en seksuele gezondheid wordt ontnomen. Een rampscenario voltrekt zich: scholen organiseren niet langer de ‘Week van de Lentekriebels’ maar de overheid organiseert de ‘Week van de Onderbuikgevoelens’ waarin informatie over seksualiteit wordt gecensureerd of opzettelijk verkeerd wordt voorgesteld. Gelukkig is de praktijk weerbarstiger. We leven in een rechtsstaat waarin de grondwettelijke vrijheid van onderwijs duidelijke grenzen stelt aan de overheidsbemoeienis met het onderwijs. Relationele en seksuele voorlichting is niet de taak van Geert, Caroline, Dilan en Pieter. Laat de pedagogisch-didactische invulling van de relationele en seksuele voorlichting op scholen vooral over aan professionals en experts op het gebied van relaties, intimiteit en seksualiteit.

 

Artikel geschreven door Kaj van der Horst, historicus en voormalig docent